zondag 31 mei 2009

Managementconferentie - Top 10 (5) - Stress in de klas

De laatste presentatie op de Managementconferentie Toptien werd gegeven door Liliane van Lier en Maarten Kleijne van SARV. Dit is het bureau dat indertijd de gesprekken heeft gevoerd met de studenten van verschillende opleidingen over het competentiegericht onderwijs wat uiteindelijk heeft geleid tot de publicatie van de Balansschool (waar ik zelf heel lang geleden ook al eens over heb bericht).
SARV doet nu momenteel een vervolgonderzoek door op zoveel mogelijk scholen gesprekken aan te gaan met studenten over het competentiegericht onderwijs.

Tja, wat maakte nu, dat deze presentatie de toptien haalde? Het verhaal over de Einsteingeneratie was al lang bekend en kwam ook nogal gekunsteld over. Ik kan er dan ook niet zo veel mee als de stelling is, dat leerlingen meer dan vroeger met al hun zintuigen werken, dus niet alleen ogen en oren maar ook smaak, reuk en tast. Als er vervolgens relaties worden gelegd met competenties en slimheid verbonden worden met de neus ('ergens een neus voor hebben'), kan ik er niet meer zoveel mee. Verder had ik eigenlijk een andere verwachting bij de titel...

Eén onderdeel vond ik wel boeiend, in elk geval interessant genoeg om daar nog eens nader naar te gaan kijken. De onderstaande weergave is een beetje mijn eigen vertaling. Op de site van SARV staat wel iets over de kubus, dat moet ik nog gaan lezen.
Het leerproces werd in drie dimensies gepresenteerd: kennis (uitleggen), doen (in de praktijk brengen), en voelen (motivatie, ervaren van een 'drive'). Die drie dimensies zijn te representeren in een kubus.

Naar achteren: uitleg
Naar rechts: aan de slag
Naar boven: reflecteren

Er zijn nu zes verschillende onderwijsstrategieën te bedenken op basis hiervan: eerst uitleggen, dan aan de slag, vervolgens reflecteren. Of uitgaan van het gevoel door te reflecteren op wat studenten al weten, te achterhalen wat hun drive is, om er vervolgens mee aan de slag te gaan en waar nodig wat theorie te geven. Je kunt ook aan de slag gaan, te reflecteren om studenten op hun gevoel bij die praktijk en vervolgens de theoretische onderbouwing geven. Enzovoorts.
In de praktijk zou je kunnen zeggen dat bepaalde typen opleidingen passen bij een bepaalde strategie. In de techniek overheerst het uitleggen, doen en reflecteren. In de zorg gaat men eerst aan de slag, ervaart een bepaald gevoel en krijgt daar dan theorie bij. Voor een Handelsopleiding is het weer anders: eerst doen, dan theorie en daaruit gaan reflecteren.

Interessante materie, geeft stof tot nadenken maar ook op zoek gaan naar de onderbouwing van dit alles (evidence). Het biedt in elk geval aanknopingspunten bij het denken over curriculumontwikkeling en bouwen van een onderwijsmagazijn.

Managementconferentie - Top 10 (4) - Klanten Conteact Centrum

Een andere presententie tijdens de Managementconferentie Toptien was die van Marleen Wegh van ROC Nijmegen over het opzetten van een Klant Contact Centrum. Eigenlijk een beetje een standaardverhaal met een standaardopzet en een standaardpowerpoint.
Maar wel een goed verhaal. Ik probeer me tijdens zo'n verhaal altijd in te leven, me dingen voor te stellen, vragen maar vooral antwoorden te bedenken die bij een dergelijk project horen. Meestal gaat het om projecten die ogenschijnlijk heel eenvoudig zijn maar waar naarmate het verhaal vordert, blijkt, dat er allerlei onverwachte aspecten aan zitten waar je rekening mee moet houden.

Het verhaal achter het Klant Contact Centrum begint met de frustratie van veel mensen over het feit  dat de instelling zo moeilijk bereikbaar is en je als klant veel van het kastje naar de muur gestuurd wordt. En zoals in zoveel gevallen met dergelijke problemen die te maken hebben met het diffuse karakter van de organisatie (wel 10 telefoonnummers in het telefoonboek, maar waar moet je nou zijn voor jouw specifieke vraag?): dan gaat men centraliseren...

Het lijkt in eerste instantie heel eenvoudig: één centraal nummer voor het hele roc, een groep mensen die een groot deel van de vragen direct kan beantwoorden dan wel direct kan doorverwijzen naar de juiste persoon. Maar daarmee schiet je je doel voorbij. Wat te doen met al die directe relaties die veel medewerkers hebben met specifieke klanten (BPV-plaatsen) of leveranciers. Moeten zaken, die eerst snel met een direct contact kunnen worden afgehandeld ineens via een omweg worden afgehandeld. Nee uds. Dus eerst goed nadenken: voor welke doelgroepen levert een KCC een toegevoegde waarde? Dan blijkt het vooral te gaan om (potentiële) deelnemers en hun ouders naast bedrijven (potentiële BPV-) bedrijven, die met een een heel ander type vraag zitten.
Dus: persoonlijke relaties: zelf onderhouden. Dat voorkomt, dat men zich gaat verschuilen achter het KCC ("hoef lekker niets meer te doen voor mijn bereikbaarheid, daar hebben we een KCC voor"). De rest via het KCC. Maar dan wel met twee nummers: een voor bedrijven, het andere voor de rest. Als er iets aan de hand is en het deelnemernummer wordt platgebeld kunnen binnenkomende telefoontjes van bedrijven toch worden herkend aan het speciale nummer.

Voor het kunnen beantwoorden van alle vragen moeten medewerkers wel goed op de hoogte zijn van wat er speelt. Daarvoor is een Kennissysteem opgezet waar alle informatie in wordt opgenomen. Dat Kennissysteem moet worden gevuld vanuit de organisatie. Er wordt nog nagedacht over het koppelen van het systeem met het intranet. Wat mij betreft een beetje een gemiste kans om dat niet meteen vanaf het begin mee te nemen, zo blijven er weer allerlei verschillende informatiekanalen naast elkaar bestaan.
Er zijn vele aandachtspunten voor een dergelijk traject te noemen. Inzage in allerlei applicaties als het administratieprogramma, het roosterprogramma, agenda's van medewerkers, enzovoorts. Hoe weet je immers of iemand in de les of in een vergadering zit? Nu moeten medewerkers nog rekening houden met het feit dat ze hune aan- en afwezigheid moeten melden bij het KCC. Een ander aandachtspunt zijn bijvoorbeeld de visitekaartjes, welk nummer zet je daar op? Publicaties waar momenteel nog oude nummers in staan. In elk geval oude nummers routeren naar het nieuwe nummer maar ook de publicaties aanpassen! Het bijhouden van gestelde vragen, zodat er eeen beeld ontstaat van zaken die niet goed gaan. Als er steeds weer vragen komen over een bepaald evenement of probleem, dan kan ook een signaal worden afgegeven over het feit, dat de desbetreffende afdeling de zaken beter moet regelen!

En verder: communicatie en het bewerkstelligen van een gedragsverandering van medewerkers. Telefoon opnemen van een collega, als die er even niet is, bijvoorbeeld.

Zo zie je steeds weer, dat alles met alles te maken heeft en dat onderwijsinstellingen erg complexe organisaties zijn waar je goed moet nadenken over wat je wilt bereiken met wat dan ook.

Managementconferentie - Top 10 (3) - Teamtijd

De derde presentatie ging over Teamtijd, een spelsimulatie waarbij teams aan de slag gaan om gezamenlijk te komen tot een werkverdelingsplan voor een schooljaar. De simulatie is ontwikkeld door het DrentheCollege en Artefaction en werd gepresenteerd door Piet Jan Kuijpers en Aad Oosterhof.

Tijdens de presentatie werd het spel uitgelegd en werd een aantal ervaringen uitgewisseld. De simulatie is erg eenvoudig van opzet maar maakt een aantal patronen in een team zichtbaar. Alleen al door minder informatiemateriaal beschikbaar te stellen dan er spelers zijn, wordt duidelijk wie de leiding neemt.

De teamleden hebben allemaal een aantal fiches beschikbaar die het aantal beschikbare uren vertegenwoordigen. Die fiches moeten worden ingezet op taken die er voor het team liggen. De spelleiding zet druk op de ketel door de tijdsdruk te verhogen en door middel van interventies van het college bepaalde aanvullende eisen te stellen.
Binnen het team ontstaat een proces waarbij de patronen, die eerste verborgen blven nu boven water komen. Hoe vanzelfsprekend is het dat iemand bepaalde taken naar zich toetrekt of juist overslaat, op welke manier wordt rekening gehouden met partimers of met collega's die in verband met bijvoorbeeld zwangerschapsverlof niet aanwezig zijn?
Het spel wordt een keer gespeeld waarna de processen worden geanalyseerd. Daarna volgt een tweede spelronde.

Momenteel zijn er meer van dergelijke spelen voor het MBO beschikbaar. Denk aan Team Columbus van Twynstra Gudde, of (hoewel geen spel) de Onderwijscalculator, ook van Artefaction. Misschien een idee om ook eens iets dergelijks te bedenken voor het opzetten van een flexibel curriculum...

Managementconferentie - Top 10 (2) - Netwerken

De tweede presentatie op de Managementconferentie Toptien ging over het belang van netwerken en werd verzorgd door Lily Stap van het Noorderpoortcollege en Remko van de Beek, MKB-adviseur en bestuurslid van de 'Jonge Honden', een club jonge ondernemers die de lol van het ondernemen willen uitdragen.

In eerste werd het (succes-) verhaal versteld van de Ondernemersakademie van het Noorderpoortcollege en de manier waarop het netwerken daarin had bijgedragen. Maar het echt leuke deel van de workshop was het interactieve deel waarin duidelijk werd gemaakt dat iedereen kan netwerken, sterker nog, iederen al deel uit maakt van een groot aantal netwerken, én dat netwerken helemaal niet moeilijk is.

Iedereen werd even aan het werk gezet om eens op te schrijven hoeveel groepen mensen je eigenlijk kent. Daar kon iedereen toch al snel 10 tot 20 en soms wel meer groepen van noemen. (Zelf kwam ik na een snelle vijf minuten op het respectabele aantal van 40 groepen / netwerken!)
Met hennen van zo'n netwerk ben je er niet. Je zult het moeten onderhouden en vooral, je moet het actief houden. En dat kan door het stellen van vragen.
In de volgende ronde werden steeds twee mensen tegenover elkaar gezet die elkaar een vraag moesten stellen over iets wat hen bezig hield. Als dat kon leiden tot een antwoord of een hint waar het antwoord te vinden was, was dat mooi. In de drie ronden van steeds twee keer twee minuten kon ik iemand een naam geven van iemand die wellicht zou kunnen helpen met schminken op een straatspeeldag, heb ik iemand een tip gegeven over een organisatie die (ooit) tweedehands hardware aan scholen leverde en heb ik iemand aan een mogelijk thema kunnen helpen voor een themadag.
Zelf heb ik allerlei tips en namen gekregen van voorbeelden van flexibel onderwijs.

Dat alleen al maakte de conferentie alweer de moeite waard!

donderdag 28 mei 2009

Managementconferentie - Top 10 (1) - Plateauplanning

Wilfred Rubens en Leon Simons-Heldens hielden hun presentatie over plateauplanning als instrument nog een keertje tegen het licht. Wilfred heeft over de inhoud van die opresentatie op zijn weblog ook al het een en ander geschreven, dus heel diep hoef ik hier niet op de hele inhoud in te gaan.

Binnen Gilde wordt plateauplanning gebruikt als instrument voor innovatie en verantwoording. Plateauplanning houdt in feite in dat een programma moet leiden tot een stip op de horizon maar wel in een aantal stappen. Elke stap moet leiden tot een nieuwe geconsolideerde situatie. Bij het bereiken van een nieuw plateau wordt ook de stip op de horizon nog eens bekeken. Is de situatie nog hetzelfde of moeten dde lange termijn doelen worden bijgesteld. Vervolgens wordt de route naar het volgende plateau uitgewerkt.

Uit de presentatie werd een aantal dingen duidelijk. Het is een instrument, dat houvast geeft bij het realiseren van complexe veranderingen. Het kan werken op v erschillende niveaus (roc - sector - opleiding) al denk ik, dat het niet vanzelfsprekend is om het op lagere niveaus als vanzelfsprekend in te zetten. Op een lager niveau is de complexiteit immers minder groot.
Plateauplanning kan worden beschouwd als een 'hoe' in een veranderingstraject waarbij het te formuleren beleid beschouwd kan worden als het 'wat'. Een persoonlijke noot daarbij: Gebruik maken van plateauplanning is geen garantie dat er ook sprake is van goede producten, in dit geval de beleidsdoelen. Een doel dat 'adviesraden tevreden zijn over hun inbreng' of dat 'alle deelnemers een digitaal portfolio hebben', vind ik eigenlijk geen sterke doelen, al zullen ze op een hoog niveau wel de richting van het beleid aangeven.

Neemt niet weg, dat de presentatie inzage gaf in de complexiteit van het hele beleids- en besturingsproces van een roc en de manier waarop plateauplanning als instruiment daar aan kan bijdragen. Ik heb er in elk geval weer wat van geleerd...

zondag 24 mei 2009

Even mijn vinger opsteken over PLE's

Ik heb even van een afstand gekeken naar de discussie tussen Wilfred Rubens en Marcel de Leeuwe over PLE's of wel Personal Learning Environments. Wilfred bericht over PLE's, Marcel reageert daarop en Wilfred geeft daar weer een reactie op. Kern van de discussie is de bemoeienis van organisaties bij PLE's van medewerkers.
Ik zit erbij en lees er naar en denk: 'ja, maar...'. Nu ben ik niet zo ingevoerd in de materie. Daardoor voel ik een zekere schroom om me in de discussie te mengen. Toch steek even mijn vinger op om een paar kanttekeningen bij de pleidooien te plaatsen:

Een PLE is een persoonlijke leeromgeving. Mijn combinatie van websites, wiki's, weblogs, en andere tools waar ik mijn bronnen bij elkaar heb, samenwerk met anderen (binnen én buiten mijn eigen organisatie), reflecteer, kennis deel en nog een hoop dingen meer. Wat dat betreft kan ik me vinden in het pleidooi van Marcel (handen af van mijn PLE). Ik ben meer dan mijn werk en ik organiseer mijn deel van het leerproces.
Er ligt echter een grens tussen mijn persoonlijke leerproces en mijn werkgerelateerde leerproces. Natuurlijk, een vage grens, met veel overlap. Een beetje slimme werkgever erkent dit en zal mijn persoonlijke leerproces trachten te bevorderen en te faciliteren. Of dat moet gebeuren door een PLE te promoten is een tweede. Dit maakt dat ik wat moeite heb met (een aantal van) de spelregels, die Marcel in zijn stukje zet. Sommige spelregels zijn voor verstandige werkgevers een open deur, enkele andere niet zo vanzelfsprekend als door Wilfred en Marcel worden aangegeven!

Op de eerste plaats gaat het niet over alle werknemers maar om een bepaalde categorie: professionals die voor een groot deel hun eigen werk organiseren en daarin eigen keuzen maken. Natuurlijk moeten alle mensen (blijven) leren en speelt het informele leren daarbij een rol. Voor een werkgever is echter niet elk leerproces van alle werknemers even relevant. Bepaalde kennis, vaardigheden en competenties heeft hij nodig in zijn werknemerbestand. Daarin zal hij ook moeten sturen. De vraag is, of dat lukt via een aparte PLE voor elke afzonderlijke werknemer. Ik mis dit element in de discussie.
Op de tweede plaats wordt ook voorbij gegaan aan de 'grote boze buitenwereld' van het internet. PLE's maken per definitie gebruik van open systemen waar alle informatie voor iedereen toegankelijk is. Er zijn talloze voorbeelden te noemen waar eenmaal gepubliceerde informatie voor eeuwig rondwaart op het internet. Ja, ja, mediawijsheid en zo. Ik zou ze de kost niet willen geven, heel mediawijze mensen, die toch spijt hebben of nog zullen krijgen van bepaalde publicaties. Organisaties zullen dan ook een standpunt moeten formuleren over hoe daar mee om te gaan, zeker als ze het gebruik van deze tools in de openbaarheid stimuleren of zelfs faciliteren!

vrijdag 22 mei 2009

Ook ambtenaren werken 2.0

Na de introductie van de term 'Web2.0' zijn er inmiddels heel wat trends en groepen die de toevoeging 2.0 gebruiken om aan te geven dat ze anders (zouden moeten of kunnen) leren en werken als gevolg van het gebruik van de interactieve mogelijkheden van internet: Onderwijs2.0, Overheid2.0, Leren2.0, Organisatie2.0, Werknemer2.0, Enzovoorts2.0!
En nu is daar dan Ambtenaar2.0!

Ik werd door een goede bekende gewezen op een kring op Ning: 'volgens mij wel iets voor jou'. Ik ben inmiddels wat sceptisch ten opzichte van die overvloed aan 2.0'en maar na even te hebben rondgekeken ben ik toch enthousiast geraakt. Er is in elk geval veel te vinden. De aanleiding (nou ja, waarschijnlijk één van de aanleidingen)?

De kracht van netwerken werd voor OCW duidelijk bij de protesten tegen de 1040-urennorm. Ondanks dat overleg was geweest met belangenorganisaties gingen scholieren massaal de straat op nadat de stakingsoproep van een 17-jarige via online netwerken was verspreid. De protesten werden online georganiseerd, OCW en belangenorganisaties stonden buitenspel.

En daarmee wordt het zelforganiserend vermogen van en met web2.0 maar weer eens aangetoond.

Grote motor achter dit alles is Davied van Berlo, projectleider Ambtenaar 2.0 bij LNV.
Ambtenaar 2.0 bestaat uit een aantal zaken.

  • Er is een kring aangemaakt op Ning. Daar staat veel informatie over web2.0 (kijk bijvoorbeeld bij de tips & trucs) en wisselen ambtenaren en belangstellenden vragen en ervaringen met elkaar uit.
  • Davied is ook auteur van het boek Ambtenaar 2.0, te downloaden of gratis te bestellen. Het boek is ook te vinden op een wiki. Ook daar veel achtergrondinformatie.
    En zoals het hoort: je kunt ook meedenken en -praten over een nieuw, tweede boek.

Onderwijsmensen zijn ook (een soort) ambtenaren, toch? Dan moet hier toch ook voor het onderwijs veel te halen en te brengen zijn!

zondag 17 mei 2009

Drie keer 'snel internet'

Ik zit al een hele tijd bij UPC (voorheen Chello). De kwaliteit van de dienstverlening zou best wat beter mogen, zeker voor de gevraagde prijs, maar over het algemeen ben / was ik best tevreden.

Onlangs overgestapt op een ander pakket van UPC, digitale tv erbij, nieuw kastje met DVR erin, wat extra bandbreedte (16 Mb/s) het kon allemaal niet op ... totdat mijn familie steeds meer begon te klagen dat 'dat stomme internet...' enzovoorts. Dat probeerde ik een beetje te sussen met 'het zal wel druk zijn op internet' en 'wat doen jullie toch met die computers?'.
Afgelopen week moest ik een aantal behoorlijke bestanden downloaden en dat bleek allerminst met 16 Mb/s te gaan. Vandaag was het helemaal knudde.
Even rondgesnuffeld (nou ja, even, het duurde allemaal erg lang) of ik ergens nou kon meten, hoe snel het nou echt was. En ja hoor, UPC heeft een eigen Speedtest, om nieuwe klanten te lokken. Of het ook bedoeld was om ontevreden klanten hun gelijk te laten halen, weet ik niet, maar dat gebeurde dus wel!
De meter kwam niet verder dan een schamele 0,25 Mb/s! En op alle computers! Rechtstreeks gekoppeld, draadloos, allemaal even traag.

Dus UPC gebeld. Op zondag! En meteen raak. Wow, dat maak je niet vaak mee. Met bijna 16 Mb/s iemand aan de lijn gekregen! (Snel internet 1).
Die techneut snuffelde online een beetje rond en kwam tot de conclusie: "Ja, meneer van den Hurk, we hebben een foutje gemaakt. Er zit een verkeerd bestand in de modem waardoor die met telefoonsnelheid werkt. Binnen twee werkdagen moet het opgelost zijn.
Daar kun je dan weer op gaan mopperen, maar goed, binnenkort echt snel internet. Totdat ik net even een filmpje van Youtube wilde bekijken. Hé, het lijkt wel...

Nieuwe speedtest, en jawel:
Speedtest1Bijna 16 Mb/s. Wow, nu gaat het snel! (Snel internet 2).

Ik realiseerde me, dat ze heel wat eerder dan aangekondigd de zaak in orde hadden gemaakt. Dat is 3x snel internet op één dag.

Niet slecht...

Kwaliteit van het onderwijs (2)

Ik werd al heel snel na mijn vorige berichtje heel vriendelijk, maar zeer terecht gewezen op de andere kant van kwaliteit. Kobus van der Slossen reageerde met een klein berichtje:

Een poos geleden heb ik een blogpost gemaakt over 'kwaliteit' van het onderwijs op zich. Het heeft raakvlakken met jouw blog, maar het is een heel verhaal.

En wat een verhaal. Doet me een klein beetje denken aan de documentaire 'Etre et Avoir' (hier een trailer op Youtube). Dan weet je wat er bedoeld wordt met kwaliteit van het onderwijs. Dat kun je wel proberen uit te drukken in rendementen, cito-scores, ranglijsten of inspectiebeoordelingen, maar dat zijn alleen maar aftreksels van waar het echt om gaat.

Kwaliteit van het onderwijs

De kwaliteit van het onderwijs staat weer volop in het nieuws. Na een artikel over de kwaliteit van de examens stonden er ook berichten over allochtonen die het in het buitenland beter doen dan in Nederland (kan ik online niet meer terugvinden) en maar ook een artikel, dat schooluitval een typisch Nederlands probleem is.

Nu zullen we na Dijsselbloem in Nederland nog wel drie keer achter onze oren krabben voordat we het woord 'stelselwijziging' nog in de mond durven nemen. Misschien is dat wel een averechts effect van wat Dijsselbloem eigenlijk beoogde. Want als duidelijk is, dat een groot deel van de problemen aan het Nederlandse stelsel te wijten zijn, zullen we daar toch over moeten durven praten, denk ik.

Neemt niet weg, dat het wel gebaseerd moet zijn op een degelijke kennis van zaken: evidence dus. Het in verhouding tot andere landen grote schooluitval in Nederland is een feit. De oorzaken daarvan zijn echter minder duidelijk. Misschien tijd voor een grootschalig onderzoek waarin een groot aantal factoren met elkaar vergeleken worden. Daarbij gaat het om onderwijsgerelateerde zaken als startmoment van de schoolcarrière, monitoring van de voortgang, klassengrootte, opleidingsniveau van docent, duur van het basisonderwijs, moment van studiekeus, vakkenpakket, niveau waarop vakken worden gegeven, methodiek, kosten, overheids- en ouderbijdrage, vakanties, urennorm, duur van opleidingen en een hoop zaken, waar ik nu even niet opkom.
Maar er zou ook gekeken moeten worden naar andere, meer cultuurgebonden en demografische factoren: , hiërarchie (status van de docent, zowel maatschappelijk als in de klas), inspraak van ouders, emancipatie (participatie van vrouwen in het arbeidproces, meer behoefte aan opvang door de school), gemiddeld opleidingsniveau van de bevolking, bevolkingssamenstelling, integratie van allochtonen, gemiddeld inkomen, deel van het BNP dat aan onderwijs wordt besteed en wie wat voor factoren nog meer.

Dat type onderzoeken zijn er vast wel, onder andere bij de OESO (zie bijvoorbeeld Education today, The OECD perspective) maar of we het daar het recept voor een beter rendement kunnen vinden? Oftewel, of we met een dergelijk omvangrijk onderzoek door de bomen het bos nog kunnen zien?

donderdag 14 mei 2009

Transparantie van diploma's

De onderwijsinspectie maakt zich zorgen over de kwaliteit van de examens, zoals blijkt uit een rapport dat aan de minister is aangeboden. Schoolexamens worden gemiddeld met een half punt hoger beoordeeld dan de schriftelijke examens, docenten zijn tegelijkertijd examinator, soms worden antwoorden van examens voorgezegd, leden van examencommissies weten eigenlijk niet zo goed wat ze doen, op het MBO voldoet eenvijfde van de opleidingen niet aan de standaarden. En als de kwaliteit van de examens in het geding is, kan men ook gaan twijfelen aan de waarde van het diploma.

Laat ik naar aanleiding hiervan eens een stelling formuleren:

De kwaliteitseisen die aan diploma's en examens worden gesteld, zijn te hoog ten opzichte van de exactheid van de waarde dat een diploma vertegenwoordigd.

Een diploma is een verklaring waarmee kan worden aangetoond dat iemand een opleiding met succes heeft afgerond. Uitgangspunt is, dat gelijke diploma's ook daadwerkelijk gelijkwaardig zijn. Daarom worden eisen gesteld aan de processen (lees: examens) die moeten leiden tot het verstrekken van een diploma. En die eisen moeten natuurlijk wel gecontroleerd worden. Zie daar, een heel transparant systeem, die de kwaliteit van de diploma's waarborgt.
Gelijkwaardige diploma's zijn echter in de praktijk helemaal niet gelijk. Een VWO-diploma kan allerlei verschillende vakken omvatten die met verschillende resultaten zijn afgerond. Een diploma met een maatschappijprofiel met allemaal zesjes is dan ook wat anders dan een diploma met een natuurprofiel met negens. Daarom hoort er ook een cijferlijst bij. In de praktijk blijken die diploma's en cijferlijsten toch maar een globale waarde te vertegenwoordigen. Heel soms worden strenge eisen geteld aan de 'nauwkeurigheid' van een diploma, voor een directe toelating tot een studie geneeskunde heb je bijvoorbeeld een VWO-diploma nodig met een Natuurprofiel en een gemiddelde van een 8.
Veel vaker wordt een diploma gevraagd met dit of dat profiel, wiskunde verplicht of een paar vakken op D-niveau, et cetera. Veel globaler dus. En er zijn voorbeelden te over waar ondanks een diploma nog een intake wordt uitgevoerd waarin de capaciteiten nog eens dunnetjes worden nagemeten. Wat zegt dat van de waarde van zo'n diploma?
Voor sollicaties wordt meestal gevraagd om een bepaald 'denk- en werkniveau', wat regelmatig nog eens wordt getoetst door een assessment.

Natuurlijk heb je kort na een opleiding een voorsprong op andere sollicitanten als met een mooie cijferlijst aan komt zetten. Maar die waarde vervaagd erg snel als je eenmaal wat jaren gewerkt hebt. Dan is ervaring veel belangrijker.

Kortom: diploma's zijn belangrijk als bewijs maar ze vertegenwoordigen een globale waarde. Dat staat naar mijn idee haaks op de strenge eisen, die aan worden gesteld om de waarde tot op de vierkante millimeter te kunnen garanderen. Sterker nog, vaak worden opleidingen vormgegeven vanuit de eis, dat het examen volledig en transparant is. Ik herinner me nog dat in het MBO met een behoorlijke mate van zekerheid moest worden aangetoond dat alle eindtermen waren getoetst. Terwijl je daar vervolgens met een score van 55% mee wegkwam! De opleidingen werden zodanig vormgegeven dat aan die transparantie kon worden voldaan. De opleiding werd dus afgeleid van de manier waarop het examen moest worden vormgegeven.
Alles bij elkaar geeft dit bij mij het beeld, dat de procedures belangrijker zijn dan waar het om gaat.

Natuurlijk, fraude mag niet, controle op de kwaliteit moet er zijn maar dan graag een beetje in verhouding tot de waarde die erdoor wordt vertegenwoordigd.

maandag 11 mei 2009

Dat ben ik...

'Ben ik dat?' is de titel van een boek van Mark Mieras waar ik al eerder aandacht aan heb besteed. In één van de hoofdstukken beschrijft hij zijn ervaring met een fMRI-scan:
...Gebiologeerd staar ik even later op het computerscherm naar de kronkels in mijn eigen brein, naar kwabben en orgaantjes. Dat ben ik, denk ik. Daar zitten mijn gedachten en herinneringen, mijn gevoelens en neuroses. En daar zitten dus ook ergens de centra die nu deze beelden zitten te bekijken...
Afgelopen week heb ik het zelf kunnen ervaren. Mijn zoon mag zich inmiddels drs noemen en houdt zich als AIO bezig met, jawel, hersenonderzoek in een fMRI. En bij zijn onderzoek heeft hij regelmatig proefpersonen nodig. Dat leek me wel wat.
Dus meldde ik me tegen vijf uur op de universiteit (wetenschappers werken net als adviseurs ook buiten kantoortijden) en na wat formaliteiten, wat uitleg en het afleggen van alles wat van metaal was of metaal bevatte, mocht ik gaan liggen en werd ik met mijn hoofd in een smalle koker geschoven.
Na anderhalf van allerlei testjes werd ik weer bevrijd.
Het onderzoek in de scanner was op zichzelf niet zo sensationeel maar wel heel erg doordacht. Het ging om de relatie tussen gezichtsherkenning en het opslaan van geassocieerde informatie bij gezichten als beroep, hobby, woonplaats, huisdier, muziekvoorkeur, enzovoorts. Het was nog maar een voorzonderzoek dat zich richtte op het localiseren van de plaats in de hersenen waar die bijbehorende informatie wordt opgeslagen. Als die locatie eenmaal bekend is, kan het echte onderzoek worden opgezet.
Een fMRI-scanner werkt op wisselingen in magnetische velden door de aanwezigheid van hemoglobine. Actieve plekken in de hersenen krijgen extra zuurstof wat leidt tot een sterkere doorbloeding wat in een fMRI weer zichtbaar wordt door een verstoring van het magnetisch veld. Nu zijn er in de hersenen voortdurend allerlei plekken actief. Een onderzoek als dit moet dusdanig slim worden opgezet dat niet relevante hersenactiviteit moet kunnen weggefilterd. Het waarnemen van woorden leidt immers op veel verschillende plaatsen tot activiteit: in de visuele schors, in een gebied waar woorden worden waargenomen, in een gebied waar woorden worden herkend, enzovoorts. In het onderzoek werd eerst aandacht besteed aan het lezen van woorden zonder betekenis, daarna aan woorden die bij een bepaald plaatje werden aangeboden en vervolgens aan diezelfde woorden, die met gezichten moesten worden geassocieerd. Door in de hersenen de gebieden met elkaar te vergelijken die bij die verschillende activiteiten actief werden, moest een patroon zichtbaar worden dat de locatie van het gezochte hersengebied verraadde. Kom er maar eens op!
Wie het idee heeft dat je tijdens zo'n onderzoek op een schermpje kunt gaan zitten kijken naar oplichtende hersengebiedjes, zit er behoorlijk naast. Er worden met een zeer geavanceerd computerprogramma (zie www.brainvoyager.com) gigantische hoeveelheden data ingelezen en verwerkt voordat de patronen zichtbaar kunnen worden. Het verwerken van alle gegevens van één proefpersoon kost dan ook al gauw een paar uur. Pas daarna kunnen de patronen zichtbaar worden gemaakt.
In het bijgaande plaatje een schermafdruk van mijn eigen hersenactiviteiten. In de grafiek rechts zijn de hersenactiviteiten op één punt in de hersenen zichtbaar bij het uitvoeren van de verschillende taken (blauw en rood). Linksonder een grafiek met een statistisch gemiddelde van die hersenactiviteit waarbij de verschillen in activiteit van dat ene puntje in de hersenen bij bepaalde taken zichtbaar worden.
Met weer wat andere instellingen wordt in de plaatjes duidelijk wanneer de hersenen actiever zijn bij de rode of juist bij de blauwe taken.
Breinjef
Bij een dergelijk onderzoek blijkt, dat het interpreteren van de resultaten heel complex is. Meet je echt wel wat je wilt meten? Het feit dat je de ene taak leuker vind dan de andere kan al tot onvermoede afwijkingen leiden. Als je in zo'n scanner ligt en hoopt dat het allemaal niet zo lang meer duurt omdat je nodig naar de toilet moet, lichten er in de hersenen ook weer gebiedjes op die een nietsvermoedende onderzoeker op het verkeerde been kunen zetten.
De beweringen van de neuroloog Verbeke tijdens een uitzending van Pauw en Witteman dat dergelijke scans binnen een jaar of vijf zullen worden gebruikt bij sollicitaties moet dan ook naar het rijk der fabelen worden verwezen, al is het alleen maar dat er in de presentatie sprake is van misleiding. Een doorsnede van de hersenen is net zo individueel als een vingerafdruk. De gepresenteerde plaatjes toonden twee keer dezelfde hersenen.

dinsdag 5 mei 2009

Negatief oordeel over onderwijsprojecten

Het Fonds voor Economische Structuurversterking (FES) is een potje waar innovatieve projecten uit worden bekostigd. Zo konden ook dit voorjaar weer projecten worden ingediend onder de noemers 'research infrastructuur', 'maatschappelijke innovatie' en 'onderwijs'.
In totaal werden er 23 projecten ingediend waarvan er 5 afkomstig waren uit het onderwijsdomein. Het CPB heeft deze projecten beoordeeld op een aantal criteria:

  • Legitimiteit: ligt overheidsingrijpen in de rede?
  • Effectiviteit: in hoeverre draagt een project bij aan de beoogde doelen?
  • Efficiëntie: hoe verhouden de verwachte baten van een project zich tot de kosten?
  • De vijf onderwijsprojecten waren allemaal gericht op het terugdringen van het lerarentekort. Het ging om de volgende voorstellen:

  • Projecten ter verhoging van de arbeidsproductiviteit in het onderwijs (Innovatie-impuls);
  • Professionalisering van schoolleiders;
  • Twee projecten om met de inzet van ICT het lerarentekort tegen te gaan: ‘Open school’ en ‘Netwerkschool’
  • Wikiwijs: Een database met gratis toegankelijk digitaal lesmateriaal, gemaakt door leraren
  • Hier zitten wel wat bekende projecten tussen zoals de Netwerkschool en Wikiwijs, het 'kindje van Plasterk'.
    Het oordeel van het CPB over alle projecten is ronduit negatief: alle projecten worden beoordeeld als 'ongunstig', dat wil zeggen dat er naar het oordeel van onderzoekers van het CPB eerder sprake is van een negatief effect dan dat het daadwerkelijk iets moet opleveren. Zo zetten zij grote vraagtekens bij de claim dat Wikiwijs tijd oplevert voor leraren. Bij de Netwerkschool is het maar de vraag of er bij alle betrokkenen bij het project (ouders, leerlingen en anderen) wel voldoende commitment is. Ook is de begroting van deze vorm van onderwijs maar matig onderbouwd, maar dat heb ik zelf ook al eens geconcludeerd.

    Het resultaat is natuurlijk bedroevend. Nou geldt dat wel over het algemeen: er zijn maar 6 projecten als gunstig beoordeeld, 6 als matig, de rest als ongunstig (ongeveer 50%). Het betekent echter wel, dat 100% van de ingediende onderwijsprojecten onder de maat zijn. Wellicht dat het idee voor de professionalisering van schoolleiders toegespitst kan worden op het aanvragen en managen van dit type projecten. Gegarandeerd rendement!

    Ik heb me wezenloos gegoogled maar ik kan de oorspronkelijke projectplannen nergens vinden. Blijkbaar is er geen site waar al die projecten bij elkaar staan. Verder ben ik heel benieuwd hoe dit verder afloopt. Wat gebeurt er met deze beoordelingen? Zijn die van invloed op de toekenning van de subsidie? Komt er (nog) een aanpassingsronde?

    zondag 3 mei 2009

    Google is geen mediabedrijf

    In de Volkskrant stond afgelopen zaterdag een artikel van Henk Blanken, adjunct-directeur van het Dagblad van het Noorden met als titel "Google moet in de Mediawet". Helaas staat het artikel in het besloten deel van de online krant, daar kun je alleen als abonnee bij. Op de weblog van Henk een samenvatting van het artikel. Binnenkort verschijnt een boek van Blanken onder de titel "Mediamores".

    In het artkel gaat Henk in op de veranderde maatschappij, mensen die steeds meer zichzelf doen. We bankieren op internet, boeken onze eigen reizen, dokteren zelf wat aan, verkopen ons eigen huis, vinden een partner via een datingsite, verkopen onze zolderinhoud via Marktplaats in plaats van op de rommelmarkt, enzovoorts. En dan plotseling een wending in het verhaal:

    "Aan de andere kant van internet, bij de zoekmachine Google, ontrafelt niemand de kredietcrisis. Niemand schrift een splijtende analyse, niemand stelt kritische vragen. Geen verslaggever die bankiers of kunstenaars interviewt, geen fotograaf die een winnend doelpunt vastlegt..."

    Google doet allemaal niet maar ontsluit het nieuws, ook dat van de kranten. Op die manier parasiteert Google in feite op die kranten. Journalisten moeten zichzelf opnieuw uitvinden om mee te kunnen in die digitale wereld, waar iedereen zelf burgerjournalist kan worden.

    "...de Googlegeneratie heeft weinig op met massamedia. Als ze zeggen dat ze internet meer vertrouwen, en dat zeggen ze, bedoelen jongeren waarschijnlijk dat internet een medium is waarop je zelf bepaalt wat je wilt weten. Nieuwe generaties mediaconsumenten zijn hun eigen redacteur en Google is hun venster op de wereld."

    Blanken vindt dat Plasterk Google te weinig rekening houdt met de impact van Google op de nieuwsconsumptie en dat Google onterecht genegeerd wordt door de Mediawet, die allerlei regels stelt aan de andere media. Met de komst van internet en het fenomeen van 'prosumptie' is nieuws niet langer schaars, voor de verspreiding heb je geen drukpers of televisiefrequentie nodig.

    "De Googlegeneratie denkt zelfs dat ze zonder journalistieke media kan - ten onrechte, want voor de waarheid over de kredietcrisis, de politieke schandalen en verre, soms vergeten oorlogen zijn professionele journalisten nodig."

    Blanken heeft een punt. Via internet en media als Metro of Spits krijg je wel de feiten maar niet de achtergronden. Daarvoor heb je opiniedagbladen, documentaires, Pauw en Witteman en dergelijke nodig. Toch overschat Blanken de journalisten. Te vaak heb ik artikelen gezien van journalisten, die klokken hebben horen luiden. En om nou te zeggen, dat er geen analyses op het internet plaatsvinden. Een weblog van een professionele econoom, wikipedia. Nee, nu stel ik me als prosumerende blogger op als zo'n kritische lezer, die via Google andere kanten van het verhaal onderzoekt en mijn conclusies trek, Google heeft veel invloed, impact, maar is geen mediabedrijf...