dinsdag 27 januari 2009

Over koffieautomaten, mierennesten en web2.0

Op donderdag 29 januari wordt de eerste Nederlandse TeachMeet gehouden. En hoewel ik er via verschillende kanalen voldoende informatie had gehad en er dus makkelijk rekening mee had kunnen houden, moest het me toch overkomen dat ik te laat was met aanmelden. Door wat technische probleempjes met internet (of gewoon wat onhandigheid) lukte het me vervolgens ook niet om me op de speciale wiki op de reservelijst geplaatst te krijgen. Da's jammer, want ik had wel al nagedacht over een korte presentatie à la 'pecha kucha'. Dan is een weblog natuurlijk een weliswaar bescheiden maar toch vervangend medium. En de rest wens ik veel plezier en een leerzame bijeenkomst!

Ik had graag iets willen vertellen aan (dan wel mijn vragen willen delen met) het publiek onder de titel 'over koffieautomaten, mierennesten en web2.0', over de balans tussen ontwerpen en regelen aan de ene kant en zelforganisatie aan de andere kant. Vaak proberen we complexe problemen zoals de implementatie van CGO of de realisatie van meer flexibiliteit in het onderwijs via een ontwerptraject voor elkaar te krijgen. Dat leidt vaak tot veel frustratie omdat het van achter een tekentafel maar niet wil lukken om te komen tot een integraal ontwerp van een opleiding dat in de praktijk meteen goed blijkt te werken. Laat staan dat dat lukt voor een cluster van opleidingen of zelfs voor een hele onderwijsinstelling.

Zelforganisatie is iets van een heel andere orde. Breng een aantal mensen bij elkaar op basis van wat simpele afspraken en dan gebeurt er iets. Het geheel organiseert zichzelf. Mensen praten met elkaar, wisselen dingen uit, enzovoorts. Daarom worden koffieautomaten zo belangrijk geacht omdat daar die spontane kennisuitwisseling plaatsvindt die we formeel maar niet voor elkaar lijken te krijgen. Rondom de koffieautomaat ontstaat 'als vanzelf' een bepaalde, informele structuur waar mensen elkaar 'regelmatig' tegenkomen. Niks ontworpen, alleen een koffieautomaat neergezet.

Het lijkt op de werking van een mierennest. De mieren hebben elk afzonderlijk een zeer beperkt repertoir handelingen beschikbaar. Maar het mierennest als geheel is in staat tot complexe prestaties zoals het bouwen van bruggen over een waterloopje. Dit wordt aangeduid als emergentie, het geheel is meer dan de som van de onderdelen. Je zou eens moeten proberen om met een ontwerpbenadering een mierennest als geheel bij te sturen, te veranderen van gedrag. Dat gaat dus niet lukken. En als je het gedragsrepertoir van de afzonderlijke mieren zou willen aanpassen leidt dat tot wellicht heel vreemde, vaak ongewenste effecten op het niveau van het mierennest.

Een onderwijsorganisatie bestaat als geheel ook uit een hele reeks individuen, elk met zijn eigen gedragsrepertoire. Wat we met een ontwerpbenadering (regeltjes, afspraken) voor elkaar willen krijen, is in feite het aanpassen van het gedrag van die individuen zodat dat leidt tot een ander 'gedrag' van de organisatie. Wat zijn nu de aangrijpingspunten, de elementen om dat individuele gedrag van mensen zodanig bij te sturen dat andere structuren en processen ontstaan waarmee de organisatie als geheel beter presteert? Een koffieautomaat in elke klas?
Een ontwikkelingsgerichte benadering (één stap ontwerpen, stap zetten, toetsen aan lange termijn doel, bijsturen, nieuwe stap, enzovoorts) helpt natuurlijk wel een beetje.

Eigenlijk zijn we op zoek naar zoiets als de motor achter web2.0. Kijk maar eens naar de effecten daarvan. Het is een verzameling tooltjes, die een ander gedrag bij mensen oproepen dan waar ze voor bedoeld zijn. Op die manier ontstaat een emergent effect die allerlei bijzonder effectieve vormen van samenwerken, leren, organiseren teweeg kunnen brengen, die we van te voren niet hadden kunnen bedenken. En dat, ondanks het feit dat op de hele wereld nergens een ontwerp van web2.0 is te vinden!

vrijdag 23 januari 2009

Excellent Leren Excellent Organiseren

Via de weblog Blogisch van Joël de Bruin kwam een tijdje geleden ik bij de IVA-rapportage van het project Excellent Leren Excellent Organiseren terecht. Laat ik het maar meteen erkennen: ik heb absoluut geen spijt van mijn carrièreswitch van een jaar geleden maar dit project mis ik wel een beetje. Ik heb het oorspronkelijke projectplan nog geschreven maar vertrok kort na de toekenning van de subsidie.

De rapportage van het IVA geeft veel herkenning maar ook nieuwe inzichten. De voorgeschiedenis in de vorm van de Kenniskring Onderwijslogistiek en het project Flexibel Leren alsmede de ingebrachte onderwijsmodellen van de deelnemende roc's zijn voor mij bekende kost. Het project is opgezet in de vorm van een doorbraakproject: een 'weddenschapsmodel' waarbij de vier roc's in eerste instantie 'evidence' proberen te verkrijgen voor hun eigen model (divergentie) waarna bij elkaar gekeken wordt naar de beste elementen uit de verschillende modellen (convergentie).

Joël heeft al uitgebreid aandacht besteed aan het rapport. Niet om zijn bevindingen nog een keertje over te doen maar ik wil op het rapport reageren vanuit mijn eigen perspectief, vanuit de dingen waar ik zelf al een tijdje mee bezig ben.

Onder het thema 'Expertsystemen' is in het project onder andere goed gekeken naar vergelijkbare dienstverlenende organisaties als het UWV en ziekenhuizen. Daaruit komt een aantal benaderingen naar boven: Er wordt expliciet aandacht besteed aan het vergroten van de voorspelbaarheid door het opstellen van studentprofielen (logistiek = voorspelbaarheid). Op basis van de bekende kenmerken van een student kan dan snel een adequaat programma kan worden opgesteld. De 80-20 regel (bij 80% van de deelnemers is een standaardtraject prima, 20% vraagt om maatwerk) maakt dat er efficiënt met een beschikbaar aanbod kan worden gewerkt. De kracht zit hier in een goede analyse van beschikbare informatie. Er wordt een relatie gelegd tussen de studentkenmerken, voorgeschiedenis, studiekeus en het verdere studieverloop. Dat levert ervaringscijfers op waarmee de studentprofielen kunnen worden bijgewerkt en de voorspelbaarheid kan worden vergroot. In analogie van de diagnose-behandelcombinaties (DBC's) in ziekenhuizen wordt hier gesproken van ILC's: intake-loopbaancombinaties.

Het bovenstaande levert bij mij allerlei beelden op, waar wellicht nog wat aan geschaafd moet worden, maar toch:

  • Hier heb je (in elk geval op termijn) een centrale intake voor nodig. Een leerloopbaan hoeft immers niet (altijd) vooraf in zijn geheel gedefinieerd te worden en hoeft zeker niet gebaseerd te zijn op (een variant van) een vooraf gedefinieerde opleiding. Denk daarbij ook aan de discussie rondom de instroom in domeinen.
  • Op basis van de intakeresultaten worden studenten doorverwezen naar afdelingen of opleidingen. Dat moet voor een belangrijk deel uitval als gevolg van een verkeerde studiekeus voorkomen. Een decentrale intake en plaatsing is in de praktijk veel meer gericht op de vraag, of de deelnemer past bij de opleiding. Als blijkt dat die student beter een andere opleiding kan gaan doen, is voor de desbetreffende afdeling de kous af. Daardoor is het risico op uitval en vervolgens een zwervend bestaan langs andere afdelingen of opleidingen veel groter.
  • Als er niet zozeer sprake is van voorgedefinieerde opleidingen, dan lijkt het logisch dat die worden samengesteld vanuit een centrale onderwijscatalogus. De 80-20 regel betekent dan, dat een bepaalde combinatie van leereenheden veel vaker dan andere combinaties zal worden gekozen (of geadviseerd). Dat die overeenkomen met een aantal van de huidige bekende opleidingen, zal duidelijk zijn. Zie daarvoor ook de discussie over de Long Tail, die Joël heeft opgestart.

In het project wordt gesproken van een 'Permanente Intake'. Op die manier worden loopbaanbegeleiding en intake veel meer in elkaar geschoven. Lijkt me als uitgangspunt een prima idee. Maar het roept bij mij weer beelden op, die enige nuancering behoeven.

  • Als er al sprake is van een centrale intake en bovendien intake en loopbaanbegeleiding in elkaar geschoven (zouden moeten) worden, dan lijkt het logisch dat leerloopbaanbegeleiders veel meer een centrale rol krijgen (het rapport stelt dan ook: 'intakers en coaches moeten zicht hebben op het complete aanbod van de instelling en daarbuiten'). Er ontstaat een soort frontoffice - backoffice. Een persoonlijke coach aan de frontofficekant, uitvoerende teams aan de backoffice kant. Op basis van een permanente intake worden steeds op basis van de tot dan toe behaalde resultaten en vorderingen nieuwe elementen uit het totaal aanbod aan het leertraject toegevoegd.
    Laat ik ik hier nou maar meteen wat voorzichtige vraagtekens bij zetten. Ik vraag me daadwerkelijk af, of in dat geval de logistiek, de organiseerbaarheid van maatwerk niet het primaat krijgt ten opzichte van de didactiek en de onderwijsinhoud. Hoe herkenbaar is de opleiding nog voor de student, hoe sterk kan die zich nog met de opleiding en het beroep identificeren als onderwijsinstellingen hier doorschieten en opleidingen decomponeren tot losse brokjes die aan elkaar geregen worden? Dat leidt bij mij dan weer tot de voorlopige conclusie dat dit beter op domeinniveau dan op instellingsniveau kan worden bekeken.

Het rapport gaat ook nog in op de 'Organisatie van de uitvoering'. Daarin komen vraagstukken aan bod ten aanzien van flexibilisering, co-makership, standaardisatie, het 'ontkoppelpunt' (knip tussen standaard en maatwerk) en resourceplanning. In feite wordt hier vanuit wat andere invalshoeken ook weer gekeken naar de grens tussen standaardisatie en maatwerk, tussen (centraal) regelen en (decentrale) zelforganisatie, tussen specialiseren en uitbesteden. Eerst zullen er echter uitspraken over het onderwijsorganisatieontwerp moeten worden gedaan voordat er hier gekozen kan worden voor de beste oplossingen. Mijn suggestie ten aanzien van deze elementen zou zijn dat op dit punt in het project de opties in kaart worden gebracht en consequenties duidelijk worden gemaakt, zodat in een later stadium gekozen kan worden voor die opties die het beste bij de gekozen oplossingen passen.

Een 'Integrale Aanpak' wordt eveneens als issue besproken. Het gevaar van het opknippen in aparte deelgebieden zal duidelijk zijn. Het punt is, dat een integrale aanpak de zaak ook 'simpeler' kan maken. Gebruik bijvoorbeeld de implementatie van een ondersteunende ICT-voorziening als kruiwagen voor de implementatie van CGO of flexibiliteit. Juist vanuit een dergelijk implementatietraject worden vragen gesteld die de onderwijskant dwingen een aantal zaken verder te expliciteren.

Als laatste element worden de 'Stelselcondities' nog eens aangehaald. Het is immers lastig om te flexibiliseren op basis van een inputvariabele als 850 klokuur contacttijd of een bekostigingssystematiek, waarbij instellingen worden gestraft voor studenten die wat sneller door hun opleidingen gaan.

Ik kijk uit naar de volgende fase van dit project!

zondag 18 januari 2009

The Long Tail in onderwijs (2)

Naar aanleiding van de berichten van Joël de Bruin en Willem Karssenberg over the long tail en mijn vorige bericht: naar mijn idee liggen er wel degelijk kansen op het gebied van de onderwijsorganisatie (onderwijslogistiek).   

Ik ga daarvoor even in op de vragen, die Joël zich stelt omdat die hier betrekking op hebben. Even de revue laten passeren:

  • Is mijn conclusie juist dat er geen sprake is van een Long Tail?
    Volgens mij is de conclusie juist maar om andere redenen dan Joël denkt. Met de long tail wordt namelijk bedoeld dat bepaalde partijen (dankzij internet) juist geld kunnen verdienen aan de restjes, de long tail dus. Een normale boekhandel moet het vooral hebben van de bestsellers, daar halen ze hun winst. Een club als Amazon of Bol verdient nou juist aan de verkoop van die overige boeken omdat ze daar via internet een heel goed distributiesysteem voor hebben,
    Een echte long tail in het onderwijs zou betrekking hebben op instituten die zich gaan toeleggen op niveau 1-leerlingen of juist op hele kleine opleidingen, bijvoorbeeld via e-learning en daar flink wat geld mee verdienen.
  • Als deze er al was, is deze dan juist minder geworden na invoering van CGO?
    De competentiegerichte kwalificatiestructuur was juist bedoeld om het aantal CREBO's te verminderen, dat zou dus geen verrassing moeten zijn.
  • Is er dan minder maatwerk?
    Daar is-t-ie dan: maatwerk heeft volgens mij niet zoveel te maken met de long tail, met het aanbieden van veel kleine opleidingen. Maatwerk is een veel te groot containerbegrip om die twee dingen op deze manier aan elkaar te verbinden. Veel kleine opleidingen aanbieden is nog niet hetzelfde als maatwerk. Je kunt immers ook maatwerk aanbieden in de grotere opleidingen.
    Wat wel interessant is, dat maatwerk wat makkelijker te verzorgen in grotere opleidingen. Door de schaalgrootte kunnen meer varianten georganiseerd worden en valt er dus meer te kiezen. Aan de andere kant zie je juist dat in kleine opleidingen noodgedwongen veel creativiteit boven water komt en er allerlei vormen van maatwerk gerealiseerd worden (elk moment instromen, aansluiten bij wat in de praktijk relevant is),
  • Hoe zou dit werken als een student inschrijft op een domein i.p.v. een opleiding?
    Heeft niks te maken met een lomng tail, alles met slim organiseren. Mij lijkt het in elk geval niet zo heel moeilijk te doen, mits de juiste uitgangspunten worden gehanteerd.
  • Zouden rendementen van niche-opleiding consequent hoger of juist lager zijn?
    Kwestie van onderzoeken, duik nog eens in het cijfermateriaal, dat je hebt. Mijn inschatting: beduidend hoger rendement! Enerzijds omdat mensen er vaak beter over nagedacht hebben voordat ze in een niche-opleiding duiken. dat wijst op een grotere motivatie. Anderzijds: als er geen hoog rendement zou zijn, zouden die opleidingen allang weer verdwenen zijn, ze zullen zich dus moeten bewijzen!
  • Is er een andere definitie van “product” te verzinnen? CREBO is toevallig eenvoudig meetbaar.
    Nog niet, maar dat zou moeten komen: de leereenheden. Bij het nadenken over flexibiliteit speelt de onderwijscatalogus als verzameling van leereenheden een grote rol. Opleidingen worden samengesteld uit die leereenheden. Hoe meer opleidingen gebruik kunnen maken van dezelfde leereenheden, hoe gunstiger dat is! In de plaats van CREBO's zou je kunnen kijken naar het toepassen van leereenheden, enerzijds uitgezet tegen het aantal opleidingen waarin ze worden toegepast, anderzijds tegen het aantal studenten dat gebruikt maakt van die leereenheden.

Kortom: boeiende materie maar niet onder de kop van 'the long tail'...

The Long Tail in het onderwijs

Joël de Bruin en Willem Karssenberg besteedden alletwee aandacht aan 'the long tail' in het onderwijs.

Joël kijkt naar de cijfers en vraagt zich een paar dingen af:

  • Is mijn conclusie juist dat er geen sprake is van een Long Tail?
  • Als deze er al was, is deze dan juist minder geworden na invoering van CGO?
  • Is er dan minder maatwerk?
  • Hoe zou dit werken als een student inschrijft op een domein i.p.v. een opleiding?
  • Zouden rendementen van niche-opleiding consequent hoger of juist lager zijn?
  • Is er een andere definitie van “product” te verzinnen? CREBO is toevallig eenvoudig meetbaar.

Voor Willem is het een eye-opener om te zien dat een groot deel van de studenten wordt bediend met een beperkt aantal opleidingen.

Als ik kijk naar alle crebo's dan bieden wij er 245 aan.
De 23 populairste hiervan bedienen 50% van de studenten.
De 72 populairste hiervan bedienen 80% van de studenten.

Als je je dan vervolgens realiseert hoeveel tijd we steken in die andere 20% van onze studenten dan kun je allerlei conclusies gaan trekken. Dat zal ik hier niet doen, maar het is wel een behoorlijke eye-opener moet ik zeggen!

Jammer dat Willem die conclusies hier niet trekt. Het zal duidelijk zijn, dat die gaan over het (financieel) rendement en dat zou de discussie nou juist zo boeiend kunnen maken. De getallen zijn (voor mij althans) helemaal niet zo'n eye-opener in die zin dat er een één of andere grootse ontdekking is gedaan. Als je een cumulatieve grafiek maakt van een gesorteerde getallenreeks is dit namelijk altijd het resultaat. Waarschijnlijk zit het eye-opener effect dan ook meer in het feit dat een zo beperkt aantal opleidingen zoveel studenten kan bedienen: de steilheid van de grafiek dus.
Maar nogmaals, het boeiende zit hem in de consequenties van deze cijfers.

Ik heb geen onderwijsorganisatie achter de hand waar ik dergelijke cijfers boven water kan toveren. Ik heb wat gespeeld met fictieve opleidingen in een Excel-grafiek en daar wat financiele parameters aan gekoppeld. Daarbij heb ik op basis van wat ingebouwde kansen rekening gehouden met dure en minder dure opleidingen voor wat betreft de variabele kosten. daarnaast heb ik aan elke opleiding wat vaste kosten toebedeeld (om het effect van de schaalgrootte te kunnen inbouwen). Het resultaat is evenmin verrassend: er ontstaat een tweede lijn die wat lager ligt dan de oorspronkelijk lijn maar uiteindelijk in het zelfde punt uitkomt: 100% van alle opleidingen vergen 100% van de financiering. Dit alles is rekenwerk 'van de koude grond'. Er is geen rekening gehouden met allerlei verschillende financieringsbronnen, opbouw of aanspreken van reserves, speciale kostenposten, afschrijving van investeringen, de T-2 financiering, centrale afdracht, enzovoorts. Het gaat echter om het beeld:
Op een bepaald (globaal) punt in de grafieken is er sprake van een omslag: tot zover maken opleidingen winst, vanaf dat punt kosten opleidingen meer dan ze opbrengen en zullen opbrengsten moeten worden overgeheveld naar de kleinere opleidingen.
Het lijkt dan aantrekkelijk om te denken dat daar een mooie bezuiningsmogelijkheid ligt: we verzorgen alleen die opleidingen waarvoor veel belangstelling is. Er zijn heel wat redenen om niet op die manier te denken: voor bepaalde beroepen is maar een beperkt aantal medewerkers nodig. De maatschappelijke schade zou wel eens veel groter zijn door het ontbreken van die werknemers! En dan zijn er natuurlijk nog de'studenten, die speciale aandacht nodig hebben, jongere met allerlei sociaal-emotionele problemen, met taal- of rekenachterstanden, met gedrags- of leerproblemen. Die kosten nou eenmaal wat meer. The 'long tail' biedt hier dus geen verrassende inzichten of grootse kansen.

Naar mijn idee liggen er wel degelijk kansen op het gebied van de onderwijsorganisatie (onderwijslogistiek). Dat doen we in een apart bericht.

vrijdag 16 januari 2009

Netwerken bij ROC-i

In de jaren dat ik betrokken ben geweest bij ROC-i-Partners vond ik de conferenties altijd het leukste. En op de conferenties vond ik het netwerken weer het leukste. Het leuke van netwerken is het uitwisselen van informatie, een beeld krijgen van actuele ontwikkelingen, zowel bij de afzonderlijke onderwijsinstellingen als in de hele 'in de markt'. En het is natuurlijk goed om te horen en te zien hoe mensen zich weer verder hebben ontwikkeld, nieuwe inzichten verworven hebben, nieuwe dingen geleerd hebben en dat dan weer delen met elkaar. Tegelijkertijd leer je altijd wel weer nieuwe mensen kennen, leer je hun beelden en ambities kennen en komt er weer wat draadjes bij in het netwerk. Het ging over veel dingen, net netwerkdiner voorafgaand aan de conferentie.

Ik heb een aantal mensen gesproken over ROC-i-Partners zelf. Ik maak me tenminste wel zorgen over het voortbestaan. Het blijkt in de praktijk ongelooflijk lastig te zijn om mensen te vinden die een actieve bijdrage willen of kunnen leveren. Nou neem van mij aan, dat die bijdragen zich over het algemeen dubbel en dwars terugverdienen in de vorm van kennis, beschikbare expertise op de achtergrond en inzicht in actuele thema's en ontwikkelingen.

Hoewel de conferentie over applicatie-integratie ging, ging het mij toch met name om wat andere dingen. Hot issue van dit moment zijn (nou ja voor mij vooral) de ontwikkelingen op het gebied van de invoering van CGO en dan vooral de aandacht voor de individuele student. Flexibiliteit dus. Of onderwijslogistiek. Een aantal dingen heb ik uit eerste hand kunnen horen. De ontwikkelingen bij Parell (project Excellent Leren, Excellent Organiseren) maar ook bij Triple-A, waarbij de globale visies (zeg maar: de 'dromen') van nog niet zo lang geleden op het gebied van individuele leertrajecten steeds meer worden vertaald in concrete beelden, processen, architecturen en zelfs ICT-voorzieningen die het daadwerkelijk mogelijk gaan maken. En tegelijkertijd blijft het een uitdaging om die inzichten, die nu bij een beperkt aantal mensen en instellingen worden opgebouwd, te expliciteren naar de overige instellingen en vooral naar de plek en de mensen, waar het moet gaan gebeuren: het onderwijs zelf. Daar zal de komende tijd veel over te doen zijn op tal van conferenties en workshops.

De conferentie zelf duurde voor mij helaas niet zo lang. Ik heb de keynote van Ben Gorter van Surfdiensten nog bijgewoond. Hij gaf zijn visie en beelden op cloudcomputing of SaaS. Talrijke voorbeelden kwamen voorbij. De presentatie zal binnenkort wel ergens verschijnen. Zijn advies aan de onderwijsinstellingen: 'het is er, ga er nu mee experimenteren, orienteer je op de korte termijn op de mogelijkheden en verwerk het op de middellange termijn in je strategie'. Op basis van het verhaal kon ik daar helemaal in meegaan. Het vragenrondje werkte behoorlijk relativerend.

  • Indenty-management is nog een probleem. Verschillende applicaties die verschillende conventies hanteren voor bijvoorbeeld inlognaam - wachtwoordcombinatie. Hoe ga je om met het feit dat alle identity gegevens van jouw organisatie ergens bij een reus als Google of Microsoft liggen? Surfdiensten werkt overigens aan een federatie op dit gebied om toch tot een single sign on te kunnen komen én om te voorkomen dat je de gegevens van je eigen organisatie niet de wijde wereld in hoeft te sturen.
  • Natuurlijk is het makkelijk dat je geen omkijken meer hebt naar opslag, beheer, updates, enzovoorts. Tegelijkertijd ben je wel afhankelijk van de leverancier voor wat betreft nieuwe ontwikkelingen, updates, enzovoorts. Daar heb je zelf niets meer over te zeggen.
  • Er zijn ook nog allerlei juridische problemen. De leveranciers willen of kunnen niet aangeven waar de gegevens worden opgeslagen. Bepaalde landen hebben regelgeving die in dit soort gevallen voorschrijft dat de gegevens binnen de eigen landsgrenzen blijven. Het kan niet anders dan dat dit soort dingen in een geglobaliseerde wereld anders worden.

Verder kwam de 'Poken' voorbij. Een gadget, waarmee persoonlijke gegevens kunnen worden uitgewisseld door ze even tegen elkaar aan te houden. Wel leuk maar ook een kip-ei verhaal. Het gaat alleen maar werken als heel veel mensen zo'n ding hebben. Waarom er al eentje kopen voordat heel veel andere mensen zo'n ding hebben… Willem was op zijn web-log ook wat sceptisch (al heeft hij er wel meteen eentje aangeschaft!).

Ik moest eerder weg, dus de rest van de verhalen zal van de collega-bloggers moeten komen… Jammer want ik was wel benieuwd naar die Rob Creemers...

zondag 11 januari 2009

Data-analyse, hoe ver kun je gaan?

Ik heb het nooit onder stoelen of banken gestoken dat ik vind dat er veel meer met de beschikbare informatie gedaan kan worden dan momenteel gebeurt. Data-analyse kan allerlei inzichten opleveren op basis van de patronen die uit de bergen informatie kunnen worden gevist. Dat biedt ongelooflijk veel mogelijkheden. Maar het kan ook allerlei nadelen opleveren.

Het bedrijf Trampoline Systems heeft een analysetool Sonar ontwikkeld waarmee allerlei berichtenverkeer, waaronder email, kennissystemen en andere zaken, geanalyseerd kunnen worden. Daarmee worden processen en informatiestromen zichtbaar. Dat is natuurlijk belangrijke informatie voor CEO en HR-management over het functioneren van de organisatie. Wat voor relatienetwerken zijn er binnen het bedrijf, welke thema's spelen er langs die relatielijnen, enzovoorts.

Nu zal het verhaal van de ondergang van Enron bekend zijn: niet al te zuivere koffie in de top, de ondergang van een miljardenbedrijf, het verdampen van ongelooflijk veel belegd kapitaal. De Enron-onderzoekscommissie heeft indertijd besloten al het emailverkeer openbaar te maken.
Een dergelijke berg informatie biedt natuurlijk een uitgelezen kans om data-analyses uit te voeren. En dat is gebeurd met behulp van Sonar. Het resultaat is te zien op www.enronexplorer.com. Het email-communicatienetwerk wordt zichtbaar in de vorm van mindmap-achtige structuren. Het netwerk wordt ook weergegeven in de vorm van een 'namecloud'. De bijbehorende thema's worden ook uitgelicht in een aparte cloud. De bijbehorende emailtjes zijn allemaal te lezen.

Enerzijds een leuke tool om dit soort informatie zichtbaar te maken. Anderzijds. Wat zou ik er van vinden als mijn werkgever dit soort tools zou gaan gebruiken om de effectiviteit van de organisatie door te lichten. Een nobel streven, niets op tegen. Maar aan de hand van (de inhoud van) mijn mailverkeer? Ik heb op zich niets te verbergen, maar wat nou, als dat ene mailtje aan mijn collega met een poging om wat geruchten over een andere collega te verifiëren ... ? En wat nou, als mijn goedbedoelde mailtje anders wordt geïnterpreteerd dan ik bedoeld heb ... ?
De manier waarop daarmee omgegaan wordt, zal toch goed geregeld moeten zijn. Mensen zijn vrij rationele wezens. Als die weten, dat iets dergelijks speelt, zullen ze op een andere manier omgaan met het fenomeen mail waardoor er toch weer andere structuren en patronen ontstaan. Kortom, een mooie tool, biedt goede kansen, maar het Big Brother gevoel laat me niet zomaar los.

zaterdag 10 januari 2009

Video downloaden ... toch even nadenken hoe

Ik heb het al vaker aangegeven: ik ben niet zo'n tooltjesjager. Ik vind het fenomeen van web2.0 ongelooflijk boeiend maar ben zelf vooral een volger. Dat levert wel eens probleempje op.

Binnenkort moet ik een workshop verzorgen waarvoor ik graag een filmpje wil laten zien, waarvan ik weet dat het op Youtube staat. Nou wordt er door Jan en alleman gewaarschuwd: ga er niet van uit dat je ter plekke dat filmpje via internet kunt laten zien: op je eigen pc zetten dus!
Omdat ik dat soort dingen (het 'wat') wel in mijn hoofd heb maar als 'tooltjes-leek' kost het me vervolgens wel veel meer moeite dan verwacht om dat dan ook gerealiseerd te krijgen. Op YouTube is er namelijk (althans door mij) nergens een downloadknopje te vinden om zo'n filmpje dan ook op mijn eigen pc te parkeren.

Daar hebben we Google voor. Na een korte zoektocht kwam ak snel op een overzichtspagina van TVJoost terecht. Een site om de gaten te houden. En via de beschrijvingen kon ik het filmpje met VideoDL binnenkrijgen. Om het filmpje te kunnen laten zien, moest ik nog de Wimpy FLV Player downloaden en installeren.

Het werkt allemaal perfect! Hiermee ben ik weer drie keer in mijn 'volger'-strategie bevestigd. Je hoeft het allemaal zelf niet uit te zoeken, er is een gigantische community die het ongelooflijk leuk vindt om dat te doen, waarvoor mijn oprechte dank! Sterker nog, je hoeft zelf allemaal niet eens te weten, het is ook nog eens allemaal te vinden! En als derde: het blijft me fascineren hoe dit web2.0-fenomeen functioneert.

donderdag 1 januari 2009

Memes...

Karin vraagt naar wat mensen zich niet voornemen in het nieuwe jaar en doet dat in de vorm van een 'meme': Een virus dat zich verspreid. Ofwel een viral.

Om met het eerste te beginnen: Ik heb me in elk geval niet voorgenomen te gaan reageren op memes, zoals er al meer verschenen. Eigenlijk moet ik dat anders formuleren: ik heb me voorgenomen niet te reageren op memes. Behalve deze keer dan.

Dat heeft helemaal niets te maken met het feit dat ik het concept van memes erg fascinerend vind. Een meme is in de vorm van een idee dat zich kan verspreiden en daardoor ontwikkelen vergelijkbaar met een gen waarin de informatie is opgeslagen van een erfelijke eigenschap. Omdat hetzelfde gen bij meerdere organismen of zelfs soorten kan voorkomen, wordt het tegelijkertijd iets dat boven al die organismen uitstijgt. De organismen zijn de dragers van het concept van die erfelijke eigenschap. Dat was dan ook de basis van Richard Dawkins' 'The Selfish Gene'. Een gen komt alleen maar tot uitdrukking in de vorm van een eigenschap van organismen. Zonder die organismen verdwijnt dus ook de eigenschap.
Een meme is vergelijkbaar met een gen maar dan als een idee dat door meerdere mensen kan worden 'gedragen' en dus ook boven die mensen uitstijgt. Memes kunnen veranderen maar kunnen ook uitsterven. Een organisme is het resultaat van de expressie van vele samenwerkende genen. Een meme komt tot uitdrukking in de vorm van gedrag van die mensen. Krachtige memes kunnen het gedrag van grote groepen mensen bepalen. Een meme kan dan ook niet worden vergeleken met een organisme (zoals in de wiki wordt beweerd) met met een 'eenheid van cultuur'. Fascinerend...

Zie ook: the Meme Machine van Susan Blackmore.