donderdag 28 juni 2007

Competentiemeter

Naast het project Flexibel Leren wordt door Kennisnet momenteel een onderzoek uitgevoerd naar 'de competentiemeter'. De vraag was eigenlijk: wat zou Kennisnet kunnen of moeten ondernemen op het gebied van het registreren van de competentiegroei van studenten. Dan gaat het onderzoek gauw in de richting van het ontwikkelen van een tool om mbo-instellingen te faciliteren dat te gaan doen.
In een uitgebreide en vooral boeiende discussie met onder andere Frans Thijssen van ROC de Leijgraaf kwamen we eigenlijk tot een heel andere conclusie.

Een paar fragmenten uit de discussie:

  • Het beoordelen van de student en het registreren van de behaalde resultaten (in de vorm van competenties) zijn twee aparte zaken. Het beoordelen moeten we vooral aan de experts overlaten! Het is wel belangrijk om je te realiseren dat het beoordelen (en dus het registreren van de resultaten) van competentie gerichte opdrachten erg lastig is. Vroeger gaf je een cijfer voor een proefwerk en uiteindelijk werd dat cijfer via wat algoritmen meegenomen in een totaalresultaat in de vorm van een rapport of cijferlijst. Nu moeten opdrachten op tal van competenties worden beoordeeld. Als dat heel nauwgezet gebeurt, dan is de hoeveelheid te registreren informatie een veelvoud van vroeger en zijn de algoritmes om te komen tot een eindresultaat (geslaagd of gezakt) heel wat lastiger te construeren. En dat, terwijl we het beoordelen juist meer integraal en eenvoudiger wilden maken.
  • Even uitgaande van de kwalificatiestructuur hebben we te maken met een opleiding met daarin kerntaken, die onderverdeeld zijn in werkprocessen met daaronder competenties die elk gekenmerkt worden door een aantal componenten. Er bestaat een matrixrelatie tussen enerzijds de kerntaken en werkprocessen en anderzijds de competenties. Dat betekent, dat je de structuur van een kwalificatie niet zomaar in een gewone boomstructuur kunt weergeven.  Een bepaalde competentie komt immers in verschillende werkprocessen terug. Dat betekent, dat als ik binnen een bepaalde werkproces gewerkt heb aan een bepaalde competentie moet dat natuurlijk gerelateerd zijn aan diezelfde competentie bij de overige werkprocessen.
  • De kwalificatiedossiers zijn door COLO doorzoekbaar gemaakt en op een website gezet. Nou zou het natuurlijk geweldig zijn als dat gebeurde op basis van één standaardlijst van kerntaken met de daaronder liggende structuren in een onderlinge samenhang. Op het moment dat je de hele lijst in de vorm van een XML-bestand inleest in een onderwijssysteem sla je een paar vliegen in één klap! Niet alleen hoeven de structuren dan niet nog eens opnieuw ingeklopt te worden in het eigen informatiesysteem, ook is de relatie tussen verschillende opleidingen gewaarborgd. Wanneer een student overstapt van de ene naar de andere opleiding of na een opleiding doorstudeert op een hoger niveau kunnen de behaalde resultaten in de oude opleiding meteen afgemeten worden aan de eisen van de nieuwe opleiding.
  • Cito is natuurlijk de club die nadenkt over toetsen en assessments. Zij hebben dan ook een methodiek ontwikkeld om competenties te kunnen beoordelen: het Protocol Portfolio Score. Die methodiek lijkt me de moeite waard eens nader te onderzoeken omdat het aanknopingspunten biedt om (met wat werk onder de motorkap) het registreren van de resultaten van een competentiebeoordeling sterk te vereenvoudigen.
  • Ook de relatie tussen het registreren van competentiegroei en studiepunten kwam aan bod. Een beetje kort door bocht komt het op het volgende neer: Competenties registreren: vooral aan de hand van formatieve beoordelingen om het leertraject te kunnen bijsturen, studiepunten registreren: vooral aan de hand van summatieve beoordelingen om de voortgang van het studietraject te kunnen monitoren én als formeel resultaat op basis waarvan een diploma kan worden uitgereikt. De twee beoordelingen lopen natuurlijk voor een belangrijk deel parallel en moeten ook beschouwd worden als elkaars spiegelbeeld. Het kan niet zo zijn, dat een student alle studiepunten heeft verzameld terwijl een aantal competenties nog niet zijn behaald of andersom.

Uiteindelijk ging het om de vraag op welke manier Kennisnet het traject zou moeten ondersteunen. Wat mij betreft niet met tooltjes. Dat is aan de softwareleveranciers. Mijn advies aan Kennisnet is: zet een traject op waarbij een standaard wordt gedefinieerd voor het beoordelen en registreren van de resultaten van het competentiegericht onderwijs, uitgewerkt naar een pakket van eisen waarmee de softwareleveranciers aan de slag kunnen. Een traject, vergelijkbaar met het vaststellen van de metadatastandaard of de e-portfoliostandaard dus.
Lijkt me een geweldige klus (en dan 'geweldig' in de zin van zowel groot als leuk).

vrijdag 22 juni 2007

Het gaat eindelijk weer over onderwijs

Er is een nieuw boekje verschenen van Patrick Debats van de KPC-groep onder de titel "Het gaat eindelijk weer over onderwijs". Om maar met het goede nieuws te beginnen: het is best een aardig boekje geworden met tal van tips om beroepsopleidingen meer competentiegericht te maken. In het eerste hoofdstuk wordt meteen teruggegrepen op de deelnemer en worden de Tien Gouden Regels voor Goed Competentiegericht Onderwijs, zoals die onder regie van JOB zijn opgesteld, nog eens op een rijtje gezet.
(Noot: eigenlijk een goede aanvulling voor het tienpunten plan van de MBO-raad).

Vervolgens komen in enkele hoofdstukken de inrichting van het onderwijs, toetsing en beoordeling en de competentieontwikkeling van de docenten aan de orde. Alles bij elkaar heel leesbaar en overzichtelijk. Een paar dingen worden eens wat anders benaderd dan we gewend zijn in het onderwijs (beoordelen van feitenkennis: niks 5,5 = 6 = voldoende, gewoon alles kennen anders een onvoldoende). Ook staan er een paar aardige schema's in, die bruikbaar zijn om nog eens na te kijken als je bezig bent met het bedenken van opdrachten, of als je beoordelingscriteria zoekt, dat soort dingen.
Kortom, een aardig boekje om eens door te lezen om wat zaken rondom het competentiegericht onderwijs eens op een rijtje te zetten.

Maar...

Toch ook maar eens met een wat andere bril naar het boekje gekeken. Een paar dingen:

  • Voor wie is dit boekje geschreven?
    De onderwerpen zijn wellicht bedoeld voor onderwijsontwikkelaars, (onderwijs)organisatieadviseurs, leden van het management. Maar op een niveaus beschreven dat het voor die doelgroepen eigenlijk niet meer dan wat open deuren zijn.
    Voor docenten dan? Die zijn echt niet in staat om in hun eentje een dergelijk implementatietraject van de grond te krijgen.
    Voor een onderwijsteam dan. Misschien. Als die dan maar niet het idee krijgen dat ze met dit boekje in de hand de wereld kunnen verbeteren. Een beetje het effect van 'voor Jantje met de nieuwe hamer is alles een spijker' oftewel, met een dergelijk boekje in de hand kunnen we alle problemen van het competentiegericht leren wel even oplossen.
  • Er wordt wel heeeeeel gemakkelijk over allerlei bijzonder complexe problemen heengestapt. Zo over het leerlingvolgsysteem: "het verdient aanbeveling om beide soorten (leerlingvolgsysteem én portfoliosysteem) in huis te hebben en ervoor te zorgen dat ze gemakkelijk aan elkaar gekoppeld kunnen worden.
    Alleen over het koppelen van systemen zijn boeken volgeschreven, miljoenenprojecten uitgevoerd om standaarden te definiëren, talloze proefprojecten uitgevoerd om gegevensuitwisseling voor elkaar te krijgen, vele conferenties zijn er volgepraat en eigenlijk hebben we het nog nergens echt goed voor elkaar.
    Een ander voorbeeld: "Om echter meer flexibiliteit te realiseren, kunt u frequentere in- en uitstroommomenten creëren, deelnemers op meer wisselende momenten stage laten lopen, en 'last but not least, deelnemers meer inzicht geven in hun eigen competentieontwikkeling en hun verantwoordelijkheid daarin".
    Ach, wat zal ik zeggen. Er lopen complete onderwijsorganisatie vast op hun pogingen om deze dingen voor een beetje voor elkaar te krijgen. Het klinkt een beetje als: "zet de computer in elkaar, doe de kast dicht en zet hem aan".

Kortom, een leuk boekje om eens te lezen, een beetje inspiratie op te doen. Maar toch echt geen handleiding om het competentiegerichte onderwijs voor elkaar te krijgen.

Zelforganiserend vermogen

Al een tijd lang wordt er binnen het project Flexibel Leren en de Kenniskring Onderwijslogistiek nagedacht over het organiseren van competentiegericht onderwijs. Eén van de punten, die daarbij steeds naar boven komen, is het idee van het zelforganiserend vermogen.
Zelforganiserend vermogen houdt in feite in dat de betrokkenen zelf binnen bepaalde kaders oplossingen bedenken voor de situaties waarmee ze te maken hebben. Dat komt dan in de plaats van het van te voren plannen, regelen, organiseren en als het onverhoopt toch fout gaat, laten oplossen door de organisatie.
De meest gebruikte metafoor is die van het stoplicht (alles regelen, alle verkeersstromen voorspellen en bij elke combinatie een bepaalde stand van de stoplichten bedenken) en de rotonde (er zijn twee regels -we gaan allemaal rechtsom en het verkeer op de rotonde heeft voorrang- waarmee het systeem zichzelf organiseert).
De kunst is dan om de organisatie zo in te richten (kaders te bedenken) waarmee het systeem zichzelf kan organiseren, waarin het allemaal als vanzelf verloopt. (Binnen de logistiek zijn daar leuke voorbeelden van, eentje wordt er aangeduid met het 'kanban-systeem'.)

In de afgelopen week heb ik bij verschillende gelegenheden en met verschillende personen gediscussieerd over de vraag: hoe richt je nou een onderwijsorganisatie in zodat het zichzelf kan organiseren?
Natuurlijk zijn we er nog lang niet uit. De discussies hebben in elk geval een aantal kenmerken en aandachtspunten opgeleverd.

Centraal staat het idee van een resultaatverantwoordelijk team. Maar nu komen er een paar leuke aspecten boven water die meespelen bij de manier waarop je naar zo'n team zou moeten (zou kunnen) kijken. Denk daarbij aan uitspraken als 'het leerproces van de student staat centraal', 'de student heeft een eigen verantwoordelijkheid voor zijn leerresultaten'.  Dat levert het volgende beeld op:

  1. Een team is dan meer dan alleen maar de medewerkers. Een groep medewerkers krijgt de eindverantwoordelijkheid over een bepaald aantal studenten uit de verschillende leerjaren van een opleiding. Die studenten maken deel uit van het team! Dat betekent ook dat (een vertegenwoordiging van) de studenten meepraat bij vergaderingen, meedenkt over de planning en de afspraken, mee evalueert, enzovoorts.
  2. Als studenten deel uitmaken van een team lijkt het ook logisch dat de oudere jaars een rol spelen in de begeleiding, coaching, bijsturing van de jongere jaars. Daarmee wordt niet bedoeld dat van hen verwacht wordt, dat zij in de huid van een docent moeten kruipen. Ze nemen geen lessen over, worden geen coach (wellicht een tutor). Maar er is niets mis mee als het gedaan wordt in de context van competenties als leidinggeven, samenwerken, enzovoorts.
  3. Essentieel in het geheel is de cultuur binnen het team. Het moet iedereen tussen de oren zitten wat het ultieme doel is: ervoor zorgen dat de studenten waarvoor zij verantwoordelijk zijn vanuit een goede positie de maatschappij in kunnen. Dat zal dan ook terug moeten komen in het uiteindelijk gedrag van alle leden van het team bij (dreigende) uitval.
    (In één van de discussies werd de vergelijking gemaakt met zo'n clubje toeschouwer dat toekijkt als er iemand in het water is gevallen, niemand voelt zich dusdanig verantwoordelijk dat hij er achter aan springt).
    Als zo'n 60% van de studenten zonder al te veel problemen door een opleiding rolt heb je altijd nog 40% die er meer moeite meer heeft. Die laatste groep heeft in verhouding meer aandacht nodig. Wellicht dat de 60% betere studenten het moeten doen met 40% van de aandacht. Dan kan 60% van de capaciteit besteeed worden aan de 40% zwakkere studenten. Een soort 80-20 regel dus maar dan met wat andere (volkomen fictieve) getallen. Dat is een andere benadering dan het 'dumpen' van studenten, die niet meekunnen.

Zoals gezegd, er valt nog veel meer over te filosoferen en te schrijven. Maar alles op zijn tijd. Overigens wordt binnen ROC de Leijgraaf wel nagedacht over een zelforganiserend systeem, waarbij teams onderwijsproducten ontwikkelen en die in de 'interne markt' van het roc aan de man brengen. Naarmate er meer studenten kiezen voor die onderwijsproducten krijgt het team meer studenten en dus budget voor verdere kwaliteitsverbetering, ontwikkeling nieuwe producten of uitbreiding. Het idee is intrigerend. De vraag is, of een dergelijke interne markt wel op die manier kan werken. Het vergt een voldoende groot aanbod, studenten die rationele keuzen maken, teams die gemotiveerd raken door hun succes en nog wat meer randvoorwaarden. Niettemin ben ik uitermate nieuwsgierig naar het resultaat...

maandag 18 juni 2007

Het transparante leven met Twitter

Het is alweer een hele tijd geleden maar ook ik heb vroeger luidkeels verkondigd dat een mobieltje niet aan mij besteed was. Toen webloggen langzaamaan begon door te breken, heb ik nog lang gedacht dat dat niet voor mij weggelegd zou zijn, een persoonlijk dagboek bijhouden in het openbaar. Ook daar ben ik, zoals blijkt, anders over gaan denken.
En toen was daar Twitter. Mensen laten in een heel kort berichtje weten wat ze aan het doen zijn of net gedaan hebben.

Vanmorgen in de Volkskrant een artikel onder de titel "het transparante leven met Twitter". Eerst homepages, daarna weblogs met persoonlijke ontboezemingen, vervolgens Hyves met complete vriendenkringen en voorkeuren en dan nu Twitter. Inmiddels zijn er ook mobieltjes van waaruit je berichten naar Twitter kunt sturen, Twitteren kun je dus nu letterlijk overal.
Er blijken mensen enthousiast over te zijn. Berichtjes kunnen worden gepresenteerd op een groot scherm tijdens een festival, nieuwsberichten gaan nog sneller de wereld rond, je kunt snel de mening van veel mensen verzamelen.

Het zal allemaal wel. De voorbeelden, die genoemd worden, spreken me niet echt aan, kunnen ook op een andere manier en bestonden volgens mij allang. Het echte kenmerkende van Twitter is het delen van jouw belevenissen van dat moment met iedereen die het wil volgen. En dat gebeurt blijkbaar volop.
Ik kan er niks aan doen. Het webloggen kan ik voor mezelf inmiddels goed verdedigen tegenover blogadepten, die er niks in zien, die zelfs allerlei gevaren in zien omdat je nou eenmaal jezelf voor een grote boze anonieme wereld presenteert (niet voor niets haken bloggers af omdat ze anoniem bedreigd of beledigd worden). Maar Twitteren? Het geeft me een gevoel van leegte. Is er nou werkelijk iemand geïntereseerd in het feit dat ik net een kopje koffie heb gedronken? Op de trein sta te wachten, even een rondje hardgelopen heb? Een weblog gelezen?

Ik wens iedereen oprecht veel plezier met Twitter. Vooral dóen, als je er zin in hebt. Maar mij zul je er vooralsnog niet op vinden...

vrijdag 15 juni 2007

Congres Onderwijs & ICT 2007

Op donderdag 14 juni werd alweer voor de derde keer het congres Onderwijs & ICT door Heliview georganiseerd. Omdat het programma interessant leek (er stond een aantal onderwerpen op het programma rondom ICT-gebruik door jongeren en het flexibiliseren van het onderwijs) ben ik er op af gegaan.
Ik heb wat gemengde gevoelens over het resultaat. Een paar leuke gesprekken gevoerd, een paar interessante lezingen gehoord maar over het algemeen viel het toch wat tegen. Laten we het op een kleine voldoende houden. Binnenkort zijn de presentaties beschikbaar op de website.
Een paar waren er aardig:

  • De dagvoorzitter Peter Schelleman deed het heel aardig, bleef steeds enthousiast en gaf in de opening een aardige inkijk in de outsourcing van het rekencentrum (ACCU) van de Universiteit van Utrecht.
  • Eric Kluijfhout van Surfnet zette op een vrij eenvoudig manier het concept SOA nog eens uiteen.
  • De manier waarop de werkplekken bij Fontys worden ingericht en beheerd werd door Rens van der Vorst prima neergezet.
    Hier begon voor mij het verhaal over applicatie virtualisatie helder te worden. Ik probeer het niet uit te leggen maar het is me nu duidelijk dat, waar de laatste tijd binnen de Algemene Commissie van ROC-i-Partners veel over wordt gesproken een heel boeiend item is. Applicaties staan niet meer op de computer zelf maar draaien vanuit een heel andere plek. Dat maakt het beheer van pc's niet alleen een stuk simpeler ("druk op F12 en je krijgt een nieuwe image"), het gebruik van applicaties kan ineens veel makkelijker worden gemonitored. En dan blijkt dat heel wat applicaties nogal worden overschat: het werkelijk gebruik is veel kleiner dan altijd wordt gedacht. Dat biedt mogelijkheden om eens schoon schip te maken!
  • Marco Gianotten hield nog een leuk verhaal over IT'ers. Een vraag die het leuk doet op feestjes "zou je je eigen product ook aanbevelen aan je vrienden en familie?" vertaalde hij met "zou je je eigen IT-afdeling willen overdoen aan je collega?"

Verder waren er een paar heel goede presentaties. Maar daar besteed ik gewoon in een apart verhaal wat extra aandacht aan. Kan ik ook nog wat research doen.

De overige verhalen waren niet geweldig. Saai, open deuren (ik houd er niet zo van als een IT-verkoper een visie of historisch overzicht geeft over onderwijskundige ontwikkelingen, alsof je bij de groenteboer gaat vertellen dat je ontdekt hebt dat worteltjes oranje zijn).
Als er dan ook nog allerlei terminologie gebruikt moet gaan worden. Procurement is er zo een. De helft van de zaal wist niet wat het was. Het blijkt het geheel van processen te zijn die lopen vanaf de inkoop tot en met de facturering en budgetbewaking. Noem dat dan gewoon inkoopbeheer of zo. Alle dingen die er over werden verteld, herken ik uit mijn eigen ervaring: ik doe de administratie voor de praktijk van mijn partner. Kan ik leuk op mijn cv zetten: procurement officer.

Wordt vervolgd...

Open Source is volwassen...

Wat begon met een berichtje bij Willem Karssenberg begint nu op een haasje over te lijken waar derden ook een rol in nemen. Wytze Koopal schiet met zijn reactie in open doel. Eigen schuld, ik moet dan ook geen dingen roepen waar ik geen (nou ja, niet zo veel) verstand van heb. De voorbeelden die hij noemt van open source geven hem alle recht om te zeggen dat open source inderdaad volwassen is.
En dat betekent voor mij, weer een ontwikkeling die ik aan mijn lijstje moet toevoegen om wat actiever in de gaten te houden.

Vanmorgen nog even f2f gesproken met Willem Karssenberg. Hij gaf aan dat de manier waarop bij ROC Eindhoven indertijd voor Fronter gekozen is (en wellicht recent voor Hippo) heel interessant kan zijn voor anderen. Misschien een idee om er een presentatie op de volgende IT-conferentie van te maken. Moet te doen zijn. Misschien als voorafje: voor ons was bij de keuze van een LMS de korte afstand tot de ontwikkelaars een belangrijk criterium. Omdat ik niet zo veel verstand van open source heb mag ik hier wel een domme vraag over de virtuele ruimte in sturen: is dat bij open source ook zo?

Tja, en zoals het hoort bij bloggers onder elkaar, toen Willem en ik vandaag uit elkaar gingen namen we afscheid: 'we lezen elkaar nog wel...'

woensdag 13 juni 2007

Open Source

Het is toch wat als je het van een ander moet horen dat je eigen organisatie kiest voor open source. Nou ja, even relativeren, het is toch wat dat een ander er over moet schrijven.
Natuurlijk wist ik dat er een nieuw intranetsysteem in gebruik was genomen. Dat het gebaseerd was op Hippo herinnerde ik me toe ik het berichtje van Willem las. Dat het open source was? Dat wist ik niet (en vind ik op zich eigenlijk niet zo interessant).
Blijkbaar is het heel wat als je als organisatie kiest voor open source. Vooral omdat er lang een luchtje aan gehangen heeft van 'veel zelf moeten doen', 'minder betrouwbaar', 'geen ondersteunende organisatie', 'geen garantie', noem maar op. Nou, neem van mij aan, dat als ROC Eindhoven voor iets dergelijks kiest dan mag je er van uit gaan dat al die dingen fatsoenlijk geregeld moeten zijn.

Het verhaal herinnert me ook aan een vraag die ik recent kreeg van één van de onderwijsdirecteuren: 'Ken jij Moodle?' Natuurlijk ken ik Moodle. Tijdens onze trip naar Amerika van oktober vorig jaar heb ik er ook al eens mee gespeeld. "Wist jij ook dat het gratis is? Het lijkt precies op Fronter! Waarom hebben wij dan Fronter?"
Ach, gratis, misschien geen licentiekosten maar verder is er toch nog wel wat nodig aan implementatie, techniek, enzovoorts. En toen wij onze keus maakten, was Moodle helemaal nog niet in beeld.
Maar toch de vraag eens voorgelegd aan Bjarne Hadland, één van de directeuren van Fronter. "Waarom zouden wij moeten kiezen voor Fronter in plaats van Moodle?"

"Customers want more then software, they also want support, hosting, training and development. They have no problem in paying for those issues".

Dat laatste klopt. Fronter heeft net een contract afgesloten met de City of London om alle scholen van een LMS te voorzien voor £10 miljoen in 3 jaar. En je wordt ook niet voor niets drie jaar op rij medewinnaar van de 'Golden European Seal of e-Excellence'. Kortom, kwaliteit heeft zo ook zijn prijs.

Maar toch. Open source wordt blijkbaar volwassen. We hebben op dit moment geen reden om ons te gaan herbezinnen. Maar die tijd komt. En ik durf er iets om te verwedden dat er tegen die tijd op de lijst van de te onderzoeken opties ook namen als Moodle en Sakai zullen prijken...

woensdag 6 juni 2007

Sociale innovatie

TiasNimbas organiseert in samenwerking met de provincie Noord-Brabant een lezingencyclus rondom het thema Innovation Challenges vanuit het programma 'Brabant innoveert'. Eerder berichtte ik al over een lezing in deze cyclus van Henri Chesbrough. (Er is er nog eentje geweest van Rudi Moenaert van Tias zelf. Eerlijk gezegd kan ik me van die lezing niet meer zoveel herinneren. Blijkbaar geldt dat voor meer mensen want het heeft me vel moeite gekost er iets over terug te vinden...)

Op 5 juni was het de beurt aan Marc Vermeulen, die in het van Abbe/museum in Eindhoven een verhaal hield over sociale innovatie onder de titel: ´Het sociale van innovatie en de innovatie van het sociale´. Hij ging daarbij in op het sociale decor van innovaties, de sociale processen die een rol spelen bij innovaties en wat voor vernieuwing nog nodig is in de sociale processen. Het hele verhaal in een korte samenvatting weergeven is een onmogelijke opgave. Een paar aardige invalshoeken.

  1. In het eerste deel kwamen de 5 i´s uit het Sociaal Cultureel Rapport van 2004 van het CPB weer aan bod, even later nog even anders geordend naar 3 v's: versnelling, versnippering, verdichting. Vermeulen benaderde de verschillende thema's vanuit de sociologische invalshoek.
    Zo werd de individualisering getoetst aan de thema's van de Franse Revolutie: vrijheid (sterk verbeterd), gelijkheid (ook verbeterd), eenzaamheid in plaats van de beoogde broederschap lijkt het resultaat.
    Informatisering is een bekend fenomeen. Het voorbeeld dat een gemiddelde zaterdagkrant net zo veel informatie bevat als iemand in de achttiende eeuw in zijn hele leven te verwerken kreeg, sprak wel aan.
    Verder de intensivering of verdichting. 'Did you have your hype today?' Mensen willen onmiddellijk bediend worden, van het uitstellen van behoeftes is geen sprake meer. En dat, terwijl vroeger behoeftes tot wel in het hiernamaals moesten worden uitgesteld.
  2. Vanuit het thema ' Sociale processen bij vernieuwing' maakte Vermeulen duidelijk, dat we eigenlijk maar slechte beslissers zijn, maar zelden op een rationele manier keuzes maken. De kans om te overlijden door een vliegtuigongeluk wordt veel hoger ingeschat dan in werkelijkheid gebeurt terwijl de kans op een dodelijke val van een keukentrap veel lager scoort dan in werkelijkheid het geval is. Onderzoek wijst uit, dat winst of succes onevenredig veel lager wordt gewaardeerd dan verlies of mislukking (een hoge winst maakt matig gelukkig, een klein verlies erg ongelukkig). Veel keuzemogelijkheden bij producten of diensten maken dan ook, dat er meer kans is op een minder goede aankoop en wat leidt tot meer frustratie!
    Mensen zoeken steeds meer zekerheden, worden meer risicomijdend en denken of vinden dat de overheid het allemaal maar voor elkaar moeten hebben.

Nog een keer onderwijslogistiek

Binnen het project Flexibel Leren gaat het alleerst om de vraag: waarom zou je willen flexibiliseren? Als het de boel een stuk makkelijker zou maken, zou het waarom wel duidelijk zijn. Het punt is juist dat flexibiliseren het allemaal een stuk moeilijker maakt.

Als je vooraf precies weet hoe groot je klantvraag is, je precies weet hoe je product en productieproces in elkaar zitten, dan kun je alles recht toe, recht aan organiseren. Als je je klant tegemoet wilt komen door hem meer keuzemogelijkheden te geven dan neemt de voorspelbaarheid af (in besturingstermen: de onzekerheid neemt toe). Besturen betekent in immers: besluiten nemen. Om een besluit te kunnen nemen heb je informatie nodig (in besturingstermen: informatie geeft zekerheid).

Competentiegericht onderwijs brengt een meer individuele benadering van het onderwijs met zich mee. In het hele onderwijs klinkt dan ook het credo: (het leerproces van) de student staat centraal. Iedereen een eigen leerarrangement, meer eigen verantwoordelijkheid en dus meer eigen keuzen. Dat heeft op veel plaatsen tot het idee geleid dat het onderwijs ingericht moest rondom de keuzen van lerenden in de zin van: 'en wat wil je vandaag gaan doen?' Want ze zijn toch verantwoordelijk voor hun eigen leerproces?

Gelukkig is het voor de meeste onderwijsmensen wel duidelijk dat het niveau van de keuzevrijheid op een (veel) hoger niveau ligt. In het traditioneel onderwijs lag (ligt) die keus op het niveau van 'wat wil je later worden?' of ´welke opleiding wil je volgen?' om de lerende vervolgens vanaf een vastgestelde datum een standaard leertraject (opleiding) met en voorgeschreven duur voor te schotelen. Standaardiseren dus.

Nu bestaan er natuurlijk verschillende vormen van flexibiliteit. Als je bestuurders vraagt op welke aspecten van het onderwijs een grotere flexibiliteit gewenst is dan komt in grote lijnen het volgende lijstje er uit:

  • Flexibele instroom: meerdere instroommomenten per jaar tot zelfs het bieden van de mogelijkheid om op elk gewenst moment te kunnen starten met een opleiding.
  • Toepassen van EVC: het afstemmen van het leertraject op nog te ontwikkelen competenties, kennis en vaardigheden met vrijstellingen voor datgene waarover de lerende al beschikt
  • Invullen van de vrije ruimte: Aanvullen van het opleidingsprogramma met eigen keuzeonderdelen
  • Variabele doorlooptijd: het leertraject versnellen waar mogelijk en vertragen waar nodig.
  • Afstemmen van het programma op de leerstijl van de lerende: keuzemogelijkheden v ten aanzien van die onderwijsvormen die aansluiten bij diens specifieke kenmerken

Op een gegeven moment kom je voor het vraagstuk te staan, hoe krijg ik het georganiseerd? Hoe kunnen we al die individuele opleidings- en leervragen op een efficiënte manier invullen? In de afgelopen maanden zijn we met de projectgroep Flexibel Leren op zoek gegaan naar bepaalde regels die kunnen helpen bij de uitvoering van het programma.

  1. Groeperen op basis van de vraag
    Het is mogelijk om na een intake groepen (klassen) per opleiding samen te stellen en een standaardaanbod klaar te zetten vanuit de wetenschap dat 80% van de lerenden, die voor een bepaalde opleiding kiezen voldoende hebben aan een programma dat voor 80% voor iedereen hetzelfde is ingevuld.
  2. Monitoren van processen
    Daarmee is het mogelijk om terugkerende patronen te herkennen op basis waarvan een betere voorspelling van de klantvraag op een bepaald moment kan worden gedaan.
  3. Creëren van flexibiliteit
    Op plaatsen waar onzekerheid blijft, moeten oplossing worden gezocht om ter plekke vraag en aanbod met elkaar te kunnen matchen. Daarvoor zullen buffers gecreëerd moeten worden om ruimte te bieden aan de onvoorspelbaarheid van sommige vragen. Er kunnen buffers worden gemaakt, zowel aan de vraagkant (overcapaciteit leervragen = wachtrijen voor deelnemers) dan wel aan de aanbodkant (overcapaciteit aan leerfaciliteiten waaronder docenten).
    Het creëren van buffers aan de aanbodkant kan op verschillende manieren gebeuren:
    1. Extra faciliteiten achter de hand houden (oproepkrachten, ruimtes huren)
    2. Beschikbaarheid van de voorzieningen vergroten door langere openingstijden, vakantiespreiding
    3. Vervangende faciliteiten realiseren zoals elearningprogramma’s

    Er zullen altijd voorzieningen zijn die door hun beperkte beschikbaarheid kritisch zijn voor de organisatie. Het is daarom van belang de planning te baseren op deze kritische voor­zieningen.
  1. Onafhankelijke voorzieningen
    Door de verschillende voorzieningen onafhankelijk van elkaar te beschouwen ontstaan meer vrijheidsgraden waardoor de flexibiliteit toeneemt. Een vakdocent in een eigen lokaal geeft veel meer beperkingen dan een breed inzetbare docent die niet gebonden is aan een bepaald lokaal. Dit geldt ook voor de onderlinge afhankelijkheid van onderdelen van de opleiding. Als de volgorde van de leereenheden niet belangrijk is zijn er meer mogelijkheden voor het inplannen dan wanneer een kritische volgorde moet worden aangehouden.
  2. Zelforganiserend vermogen
    In de wetenschap dat dynamische systemen tot op zekere hoogte in staat zijn verstoringen van het evenwicht op te vangen kan een deel van de problematiek overgelaten worden aan de betrokkenen zelf. Daarmee wordt een beroep gedaan op het zelforganiserend vermogen van de organisatie. Daarbij is het van belang dat er kaders worden vastgesteld waarbinnen de betrokkenen de gelegenheid wordt geboden om zelf naar oplossingen te zoeken. Zo kan een resultaatverantwoordelijk team op basis van een dagdelen rooster in samenspraak met de lerenden invulling geven aan het programma van zo'n dagdeel.
  3. Plannen van aanbod, roosteren van vraag
    Het toepassen van bepaalde logistieke regels kan flexibiliteit tot op zekere hoogte bevorderen. Met bovenstaande principes in het achterhoofd kan ruim van te voren (voor de start van een schooljaar) een planning gemaakt worden van het aanbod per opleiding. Met de uitkomsten van de (verlengde) intake en EVC-procedures kan de planning in wat later stadium worden bijgesteld. Door regelmatig de leervragen te inventariseren kan daar een aanvullend aanbod op worden ingeroosterd.

De resultaten van de eerste fase van het project worden binnen korte termijn gepubliceerd op flexibelleren.kennisnet.nl en de bijbehorende wiki (in ontwikkeling!).

zondag 3 juni 2007

Video in het onderwijs

Alweer een tijd geleden heeft de School voor Uiterlijke Verzorging van ROC Eindhoven zich met een project gemeld bij Kennisnet in het kader van de Regeling Streaming Media MBO. Inmiddels is het project in de afrondingsfase. Binnen het project zijn er verschillende resultaten opgeleverd. Voor een deel in de vorm van enkele videofilmpjes, die via de weblog van het project te vinden zijn.

Het project kende vooral een didactische insteek: door het maken van een video kan er achteraf veel beter gereflecteerd worden op het resultaat en de handelingen van de student. Daar kun je heel leuke dingen mee doen! Niet alleen worden bepaalde zaken voor de student zelf een stuk duidelijker, ook voor degene die de video maakt, is het een leerzaam traject. Die krijgt namelijk de opdracht om van het beeldmateriaal een samenvatting te maken van een paar minuten. Dan zul je je als filmer toch moeten afvragen wat je precies wilt laten zien. Kortom: video als een krachtig leermiddel.

Het project levert ook andere leerresultaten op. Zie daarvoor de weblog (die ik hierboven al aanhaalde). Als er dan een trendmatcher in de kenniskring zit, dan worden allerlei nieuwigheidjes natuurlijk razendsnel de wereld in gestuurd. Verder is het moeite waard om op het videoportaal van Kennisnet rond te kijken.

Maar er is meer te leren. Het moeilijkste van een dergelijk project is de daadwerkelijke implementatie in het onderwijs. Hoe vertaal je de resultaten in een aanpassing van het curriculum (opdrachten om video's te maken en daarmee te reflecteren zullen in de werkboeken moeten komen te staan)? Hoe zorg je nou, dat deze manier van werken voor de docenten een tweede natuur wordt, ook zonder een projectleider, die immers maar tijdelijk voor de ondersteuning beschikbaar is? Wat is de rol van het management hierin? Heb je wel genoeg materiaal en tijd om alle studenten (en niet alleen die studenten, die bij de pilot betrokken waren) goed aan bod te laten komen? Noem maar op. In het onderwijs zijn we heel goed in het uitvoeren van projecten, het opleveren van een projectresultaat. Maar het implementeren en vervolgens sturen op de effecten van zo'n projectresultaat, dat blijkt in de praktijk nog een hele kunst.

Naar mijn idee spelen subsidies hierbij een minder positieve rol dan gedacht. Men wordt vanwege het geld veel eerder verleid tot het uitvoeren van een vernieuwing, waarbij de focus vervolgens op het projectresultaat komt te liggen en niet op de daadwerkelijke implementatie ervan. Als de projectleider vervolgens geen projectleider meer is en het subsidiegeld inmiddels op en verantwoord is, daalt het stof neer en wordt alles weer zoals van te voren.
Ik heb bij Kennisnet al eens aangedrongen op een aanpassing van de regelingen. Laat het project bij de scholen. Als ze het zonder subsidie niet willen of kunnen, dan moeten ze het ook vooral niet doen! Besteed de subsidie vooral aan kennisdeling, communicatie, leren van elkaar, bovenop het project. Dan kan er uit elke subsidie-euro veel meer rendement worden gehaald omdat veel meer projecten een (kennisdelings-)bijdrage kunnen krijgen.