maandag 30 april 2007

Topcollege MBO-management

In de serie Topcolleges MBO-management ben ik op 26 april in de gelegenheid geweest om het eerste college bij te wonen, gegeven door Coen Free, Algemeen Directeur van het Koning Willem I College in Den Bosch en initiatiefnemer van de School voor de Toekomst. Het onderwerp van het college was ‘Visie, beleid en strategie: Innovatie in 3d’.
(Nu was er nog geen handout beschikbaar en de plaatjes passeerden regelmatig net iets vlugger dan ik kan schrijven, dus af en toe miste ik net het laatste stukje, maar goed.

In het eerste deel ging Free vanuit het thema ‘Visie’ in op de maatschappelijke ontwikkelingen en de daaruit voorkomende problemen. Als waarschuwing werd de parabel van de gekookte kikker aangehaald (zet een kikker in een pan heet water en hij springt eruit, zet hem in pan met koud water en verwarm het water, dan zal kikker blijven zitten, totdat hij gekookt is. Moraal: veranderingen gaan geleidelijk, je hebt het vaak niet in de gaten totdat het te laat is).
Groei van de wereldbevolking, toename van de gemiddelde leeftijd en meer welvaart, globalisering en technologisering leiden o.a. tot een energiecrisis, milieuproblemen, politieke instabiliteit, allerlei migratiestromen, enzovoorts. Er werden veel voorbeelden aangehaald zoals die ook beschreven zijn in ‘de Aarde is Plat’, van Friedman, zoals de snelgroeiende economieën van India en China. De Westerse Wereld is daar (nog) niet op toegerust, is bezig de koek te verdelen in plaats van hem groter te maken (kikker!).

Er is een parallel te trekken met de de periode die begon met de uitvinding van de boekdrukkunst in 1450. Dat leidde uiteindelijk met de stellingen van Luther in 1517 tot de Renaissance met een periode van grote instabiliteit en onrust. De digitale revolutie laat op dit moment een vergelijkbaar patroon zien. Oude structuren mbt religie, politiek, arbeid, zorg en onderwijs zijn daarmee aan het einde van hun levenscyclus gekomen en dus aan vervanging toe. Zie de huidige onrust in die sectoren in de vorm van onkerkelijking, politieke hervormingen, onderwijsvernieuwingen, reorganisatie in de zorg, nieuwe economische modellen, andere opvattingen over arbeid en beroepen. Beroepen komen en gaan, vakkennis is geen garantie meer op een baan, beroepskennis veroudert, het is dan legitiem je af te vragen wat je dan nog met beroepsonderwijs moet! Een diploma voor een beroepsopleiding heeft niet meer als vroeger een ´eeuwigheidswaarde´. De kwantitatieve leerplicht (leeftijdsgrens) moet dan ook worden vervangen door een kwalitatieve leerplicht (minimaal dat nivau behaald)’.

Tijdens de presentatie worden tal van voorbeelden besproken van de veranderende wereld en de manier waarop wij daar tegenaan kijken. Open gemeenschappen (wikipedia, vrije content zoals het OpenCourseware Consortium waar inmiddels ook de OU in participeert), het oprukken van technologie in het lichaam (zie o.a. Warwick), mogelijkheden om de hersencapaciteit te vergroten of apparaten aan te sturen met gedachten.

In een discussie binnen de groep werd gesproken over de impact van de huidige veranderingen op de verschillende generaties. En natuurlijk gaan die veranderingen veel sneller dan vroeger maar daar staat tegenover dat de wereld en daarmee ons referentiekader groter is. De impact van de eerste auto voor mensen die nooit meer van de wereld hadden gezien dan het eigen dorp was natuurlijk navenant. Na de boekdrukkunst ontstond in feite ook een informatie-overload voor grote groepen mensen (al zullen zij dat waarschijnlijk wel anders genoemd hebben).

Toch zijn er grote verschillen te zien tussen de ‘oudere’ generatie en de huidige jonge generatie die opgroeit met technologie, beschikbare infomatie en communicatiemogelijkheden als gegeven. Zij regelen hun omgeving met ´mouse, mobile & manual (afstandsbediening)’

Uiteindelijke hebben alle ontwikkelingen er toe geleid dat er meer ‘ruimtes’ ontstonden. Moesten we vroeger het met de fysieke ruimte doen, we beginnen steeds meer een beeld te krijgen van de mentale ruimte (de mogelijkheden van de hersenen) en tegelijkertijd ontstaat nog een ruimte: de digitale of virtuele ruimte. Dit komt terug in de titel van de presentatie: 3D.

Over het thema ‘Beleid’ was Free heel kort. Hij gaf aan dat de ‘standaard’ volgorde van visie – strategie – beleid voor hem net zo goed kon worden omgedraaid tot visie – beleid – strategie omdat een groot deel van het beleid extern wordt bepaald. Hij haalde daarbij de Lissabondoelen aan en het feit dat zijn College als uitgangspunt hanteerde dat het voor 100% aan de wet- en regelgeving wilde voldoen.

Onder het thema ‘Strategie’ ging Free in op de manier waarop volgens hem het onderwijs vormgegeven zou moeten worden. Dat hij dat thema onderbouwde met toch weer een visie op leren doet aan de inhoud niets af. In een aantal voorbeelden liet hij zien dat het traditionele onderwijs veel te weinig rekening houdt met de manier waarop hersenen werken. Enerzijds wordt de werken overschat (als je in een filmpje met basketballende jongeren de opdracht krijgt om op de bal te letten mis je de gorilla die door het beeld wandelt! Bij een opdracht om het aantal keren dat de letter F in een zin voorkomt te tellen, zie je de F wel als die aan het begin van een woord staat maar niet als die aan het eind staat.). Hersenen filteren dus veel informatie! Tegelijkertijd wordt ook een groot deel van de hersencapaciteit niet benut. Daarbij passeren voorbeelden over de linker en rechterhelft van de hersenen. De huidige netgeneratie blijkt veel meer vanuit de rechter hersenhelft te werken (associatief, creatief, beeldend) dan ‘onze’ generatie, die het accent legt op de linkerhelft (lineair, expliciete kennis, logica). Daar is het onderwijs nog helemaal niet aan aangepast.

Free geeft voorbeelden van andere manieren om het leren te benaderen vanuit het concept van Mastery Learning. Hij noemt de Bono met de zes gekleurde hoeden ofwel 6 verschillende manieren om een situatie te benaderen. De uitgangspunten zijn verwerkt in een lesprogramma over leren denken, dat momenteel binnen de basisschool van het KW1C wordt gegeven. Gardner is de man van de meervoudige competenties. Ook daarmee is veel meer uit een persoon te halen dan wij nu in het onderwijs doen.
Ook het Leids Didactisch Model van Monique Boekaerts passeert de revue en dan met name het concept waarbij vanuit docentgestuurd onderwijs, via gedeelde sturing naar studentgestuurd onderwijs gaat. En hoewel het tijdens de presentatie niet werd besproken kan ook nog het J4-concept van de School van de Toekomst (Ton van der Moolen) in het rijtje worden opgenomen.
(De verschillende elementen komen terug in een aan de School van de Toekomst gerelateerde website 'EduSolution')

Het is de overtuiging van Free dat het succes van het onderwijs in landen als India en China mede te danken is aan de overname van het succeslvolle Angelsaksische onderwijsmodel gecombineerd met de oosterse manier van denken (waar meer nadruk op de rechter-hersenhelft functies ligt door toepassing van technieken zoals die van de Bono).
Free is op dit moment erg gecharmeerd van het Finse onderwijsmodel: 6 jaren basisonderwijs, 3 jaar vervolgonderwijs, uitstroom naar een theoretische (gymnasiumachtige) of meer praktische (MBO-achtige) opleiding. Daar bovenop de mogelijkheid voor een onderzoeksgerichte of technische universiteit. Docenten zijn allemaal universitair geschoold.

Wat dat alles betekent voor het onderwijs van de toekomst is uitgewerkt in enkele boekjes. De uitgave ‘van Diplomafabriek en Eilandenstructuur naar Leerdorp’ beschrijft hoe er bij het KW1C gewerkt wordt aan een leerdorp, uitgaande van fysieke, mentale en digitale ruimten (3D!).

In 'de Boom der Kennis' geeft Free als reactie op BON zijn visie op het Nederlandse onderwijsbestel.

Alles bij elkaar een bijzonder boeiend geheel. Wat me intrigeert is de benadering van het leren en de rol van de school daarin. Wat me nog interesseert, is de uitvoerbaarheid, de logistiek van het geheel. Lijkt me interessant om de lijnen door te trekken naar Flexibel Leren!

zaterdag 28 april 2007

Passie, talent, meesterschap

Soms zijn je kinderen een inspiratiebron, soms helpen ze je er eentje te vinden. Hoewel Job mij met zijn gitaarspel al een heel eind is voorbijgestreefd, delen we samen toch wel een paar idolen. En zo kwam Job met een wel heel toepasselijk verjaardagscadeau: 2 kaartjes voor een concert van Tommy Emmanuel. Die man bezig zien op (dat wat er over is van) een gitaar is een belevenis. Nu staat Tommy Emmanuel zo links en rechts bekend als ‘de beste gitarist van de wereld’ dus je mag dan ook wat verwachten. Inmiddels staan er talloze clips op YouTube, waaronder zijn Guitar Boogie (inmiddels zo vaak bekeken dat hij zelf aankondigd als de ‘YouTube Song’).

De reden dat ik besloot er op deze weblog over te schrijven, kwam omdat ik gefascineerd raakte van de man achter de muziek, achter het optreden.

Natuurlijk is zijn techniek fenomenaal. Hij geeft razendsnelle loopjes, laat drie of vier muzieklijnen tegelijkertijd horen, speelt hele melodieën met flageolets, simuleert er een complete ritmesectie bij en weet er zelfs humor in te brengen door met een nonchalante zwaai nog snel een noot of tik toe te voegen aan de melodie.

Daar bovenop is hij ook een echte muzikant. Accoorden, harmonie, variaties, intonatie, het klopt allemaal. Mischien doet het Rosenberg Trio niet onder voor de techniek maar daar heb je het na een paar nummers wel gehoord. Hier dacht ik tegen het einde bij elk nummer: ‘kom, nog eentje, ah toe, nog ééntje’.

Maar er is meer. Als je Tommy Emmanuel ziet spelen. Zijn gezicht, zijn hele lijf straalt plezier en  passie uit. En op een manier dat je het gevoel hebt dat hij het allemaal met alle plezier met je wil delen. En dat is nu juist zo inspirerend. Hier staat niet een vakman zijn kunstje te doen, hier staat een ‘meester’ die zijn talent en passie wil delen met zijn publiek en (via een medium als internet) met de hele wereld.

Voor mij zijn hier enkele paralellen uit te trekken. Je wordt geen vakman door op je krent te gaan zitten wachten tot het komt aanwaaien of tot een Idols voorbij komt waar je zonder al die moeite te hoeven doen, ‘ontdekt’ kunt worden om in een paar weken klaargestoomd te kunnen worden tot (meestal) een wegwerpartikel. Vakman word je door keihard werken.
Meesterschap gaat weer een stuk verder. Vakmanschap combineren met levenservaring. Je talenten beschikbaar stellen, delen, afstemmen op het publiek, een stukje inspiratie meegeven. Maar ook: weten wat je niet weet, waar je weer anderen nodig hebt.

En dat alles is prima te projecteren op deze periode waarin ik aan het wennen ben in een nieuwe rol, zeg maar, nieuwe functie. Zo maakt dat datgene wat bedoeld was om er eens even uit te zijn, om eens even niet met je werk bezig te zijn, je toch weer inspiratie geeft voor je werk en je eigen ontwikkeling.

zaterdag 21 april 2007

Referentiearchitectuur (2)

Er zijn op dit moment nogal wat partijen die zich bezig houden met architecturen in de MBO-sector. In mijn vorige bericht noemde ik er al twee: Project Flexibel Leren en Werkgroep Referentiearchitectuur. Projecten als de Educatieve Contentketen of e-Portfolio doen ook al architectuur. Kennisnet heeft een nieuwe afdeling Standaarden & Architectuur met een daaraan gekoppeld Forum MBO Standaarden & Architectuur, waarin vertegenwoordigers van MBO-instellingen, uitgevers, branche-organisaties samen met Kennisnet nadenken over trends en ontwikkelingen op dit terrein.Afbeelding1

Om te voorkomen dat er tussen al die clubs een grote overlap gaat bestaan is er een soort werkverdeling afgesproken.  Het forum heeft een strategische functie, trendwatcher, zeg maar. De projecten leveren innovaties op. De werkgroep Referentiearchitectuur heeft een beetje de rol van 'informatiemanager', de bewaker van de architecturen. Kennisnet ondersteunt het geheel in faciliterende en uitvoerende zin.

Afbeelding2Eigenlijk is het de bedoeling dat er een Community of Practice gaat ontstaan rondom dit thema. Er is een speciale website in de maak waar de principes en modellen van de referentiearchitectuur komen te staan. Binnenkort wordt die voor een wat groter publiek opengesteld en kunnen vertegenwoordigers van instellingen meepraten over de architectuur.  Er komt een mogelijkheid om nieuwe principes in te voeren, voorstellen te doen over aanpassingen. Ook komt er en discussieforum om met elkaar van gedachten te wisselen.

Op dit moment wordt er ook een meerdaags scholingstraject Informatiearchitectuur voorbereid die in het najaar gaat lopen. Wat we daarbij in elk geval gaan proberen is het gebruik van de referentiearchitectuur als basis van of casus in het scholingstraject.
Voor de liefhebbers: nog even geduld...

(Hebben collegabloggers dat nu ook? Je wilt een verhaal vertellen en begint met een inleiding. Voor je het weet is de inleiding een verhaal op zichzelf en besluit je om maar een nieuw bericht te gebruiken voor het oorspronkelijk bedoelde verhaal...)

donderdag 19 april 2007

Referentiearchitectuur (1)

Het valt me op dat veel mensen wat glazig beginnen te kijken als je het hebt over architectuur. Informatie-architectuur dan wel te verstaan. Het roept blijkbaar een beeld op van stoffigheid, bureaucratische pietluttigheid, abstractheid, noem maar op.
Als je dan aan een project werkt waarin een architectuur als product moet worden opgeleverd, heb je wat missiewerk te verrichten. Althans, zo is onze ervaring.

Nou ja, als je de omschrijving bekijkt, kun je je voorstellen, dat niet iedereen daar gloeiende oortjes van krijgt. En met een verkeerde uitleg kom je er ook niet, zoals bijvoorbeeld bij Peter van Dijck (die beschrijft geen informatie-architect maar een metadateerder). Er zijn veel sites en verwijzingen te vinden (zie bijvoorbeeld bij ABIO of op de Informatie architectuur website), ik ga er dus zelf niet zo diep op in al wil ik je deze van Daan Rijsenbrij en deze van Michael van de Wetering (Kennisnet) op EduExchange 2006 niet onthouden.

Het was juist Rijsenbrij die een presentatie gaf waarbij ik enerzijds het gevoel kreeg van 'is dit alles?' maar tegelijkertijd een sensatie had van 'dit is een heel krachtig iets'.
Eigenlijk heel simpel (in eigen woorden): Uit de missie en visie van je organisatie haal je een aantal uitgangspunten (voorbeeld: het leertraject van een deelnemer staat centraal).
Die uitgangspunten vertaal je in kernachtige uitspraken die concreet weergeven wat je wilt: de principes (voorbeeld: 'elke deelnemer krijgt een op zijn of haar ambities en mogelijkheden toegesneden leerarrangement' of 'een deelnemer kan op elk gewenst moment in een opleiding instromen'). Deze principes geven weer hoe de uitgangspunten worden geconcretiseerd.
Die principes hebben natuurlijk bepaalde consequenties. Je kunt niet volstaan met dat soort dingen te roepen en er verder niets mee te doen. Principes moeten dan ook beschouwd worden als kaders op basis waarvan de organisatie en de processen worden ingericht.

Nu werken de projectgroep Flexibel Leren en de werkgroep Referentiearchitectuur van ROC-i-Partners samen aan een referentiearchitectuur van een flexibele onderwijsorganisatie op een manier van 'haasje-over'. Zo levert Flexibel Leren een visiedocument aan over een flexibele onderwijsorganisatie, de werkgroep werkt dat uit in een aantal principes die vervolgens in het project worden meegenomen. Vanuit het project worden dan weer vragen gesteld over de relatie tussen de principes en het primaire proces van een onderwijsorganisatie, die dan weer op het bordje van de werkgroep komen, enzovoorts.

Inmiddels is er een aantal concept principes gedefinieerd:

  • Opleidingstrajecten worden gebaseerd op EVC (elders verworven competenties)
  • Medewerkers moeten continue in staat worden gesteld te werken aan hun professionalisering.
  • De lerende moet op elk moment kunnen beschikken over de relevante begeleiding, leermiddelen en faciliteiten plaats- en tijdsonafhankelijk.
  • De organisatie is te allen tijde in staat om verantwoording af te leggen over resultaten en inzet van middelen aan interne en externe stakeholders.
  • De instelling werkt aan een langdurige relatie met de lerende, een leven lang leren faciliteren.
  • Instellingen gaan strategische partnerships met het bedrijfsleven in de regio aan (praktijkomgevingen, uitwisseling, docentstages, opleidingenaanbod&vormgeving).
  • De school is naast de plek voor je opleiding ook een ontmoetingsplek waar de deelnemer onderdeel vormt van een sociaal netwerk (het gaat om meer dan leren alleen).
  • Opleidingen of aanpassingen daarop worden in nauwe samenwerking met het bedrijfsleven vorm gegeven.
  • Een lerende kan op elk gewenst moment starten met het scholingstraject van zijn of haar keuze.

Deze principes zijn in een workshop van de werkgroep Referentiearchitectuur afgezet tegen het primaire onderwijsproces: van intake tot nazorg, daarnaast ontwikkeling, begeleiding en planning & organisatie. Dat heeft een hele hoop inzichten opgeleverd. Over de principes, over de processen, over flexibiliteit. Maar daar moet de projectgroep Flexibel Leren zich over gaan buigen.
Wordt dus vervolgd!

maandag 16 april 2007

Passie en talent...

Uit ervaring kan ik zeggen dat ik veel inspiratie opdoe bij mijn kinderen. Zo af en toe laat ik ze in een presentatie voorbij komen. En zo af en toe in een weblog...

Mijn jongste dochter Imke zit op het Jorislyceum in Eindhoven, Officieel Pleincollege St Joris. De school is één van de cultuurprofielscholen zoals die door de KPC-groep worden ondersteund. Dat betekent, dat de leerlingen kunnen meedoen aan projecten op het gebied van topsport of kunst en cultuur.

Waarom in mijn weblog? Gisteravond ben ik naar een voorstelling geweest van de KC-groepen in een officiële schouwburg. Een openingsact van een rockband die zo even een stukje Dreamtheater weggeeft, verder dans, drama, komische acts. Vier brugklasleerlingen die met een paar kleine tussendooracts de hele zaal aan het lachen krijgen met hun geweldige mimiek. Wat zonde dat ik geen fototoestel had.
En toen kreeg ik dat gevoel: hier staan een paar leerlingen een soort meesterproef te doen. Dit is talentontwikkeling van de bovenste plank. Niet alleen leren ze allerlei technieken en vaardigheden, hier wordt ook gewerkt aan presentatie, zelfvertrouwen, passie.

Wat ook indruk maakte was een presentatie van de tweedejaars groep over het thema 'Tegenstellingen'. Met een aantal vernuftige monologen wordt een aantal tegenstellingen gepresenteerd. Van een kind in China dat 7 dagen in de week moet werken om armbandjes te maken tegenover een kind dat haar vader verfoeit omdat ze niet meer dan een armbandje krijgt voor haar verjaardag. Een jongen, die verzot is op wapens en zelf wel eens met een tank wil rijden terwijl een ander kind verslag doet van een bloedbad in Ruanda. Het Heizeldrama komt voorbij, Auschwitz, een kind dat te lui is om vakken te vullen terwijl een ander wacht op klanten in passerende auto's.
Zo krijgen ook maatschappijleer of geschiedenis betekenis.

Achteraf vertelt Imke over de aanpak. Brainstormen, groepswerk, geven en nemen. Elkaar feedback geven over hoe je een met bepaalde houding iets kunt duidelijk maken of hoe je een zin precies die lading geeft die het nodig heeft.

Zo kun je als trotse vader én als onderwijsprofessional genieten van waar het in het onderwijs eigenlijk over moet gaan: talenten ontwikkelen, passie, betrokkenheid, respect.
Was een heel goede avond...

vrijdag 13 april 2007

Ubiquitous Learning

Alweer een paar jaar geleden heb ik een notitie geschreven over de toepassing van ICT in het onderwijs. De notitie was bedoeld als voorbereiding op de inrichting van ICT-voorzieningen in het onderwijs voor ROC Eindhoven. Het heeft uiteindelijk geleid tot de selectie, aanschaf en inrichting van Fronter als leermanagementsysteem.
Inmiddels zijn we een paar jaar verder. Als je nu om je heen kijkt is er op het gebied van ICT alweer gigantisch veel veranderd. Dat applicaties webbased moesten zijn, moest een paar jaar terug nog behoorlijk worden verdedigd (beveiliging), inmiddels zijn we alweer met web 2.0 bezig. Hele gebouwen werden voorzien van veel, heel veel kabel, terwijl draadloos nu langzaam maar zeker heel normaal begint te worden.
Tijd voor een een update van de visienota. Wat zijn de trends, die binnen afzienbare tijd binnen handbereik liggen? Wat vragen die van de ICT-voorzieningen en dus van de investeringen die voorbereid moeten worden? Want de beslissingen van vandaag zijn vormgevend voor de realiteit van pakweg 2010.

Dus ben ik me aan het oriënteren op ontwikkelingen en trends die 'binnenkort' van invloed zullen zijn op het onderwijs. En daarbij kwam ik een uitgebreidartikel tegen over 'ubiquitous learning' (breek je tong niet: joebiekwitus), of volgens de Merriam-Webster Dictionairy

ubiquitous

Main Entry: ubiq·ui·tous
Pronunciation: yü-'bi-kw&-t&s
Function: adjective
: existing or being everywhere at the same time : constantly encountered : WIDESPREAD
<a ubiquitous fashion>
- ubiq·ui·tous·ly adverb
- ubiq·ui·tous·ness noun
(Wil je het ook nog horen?)
Dat maakt meteen duidelijk waar we het overhebben: overal leren. Maar dan in die zin, dat de omgeving is aangepast aan het leren.
De studie is een gedegen stukje werk met een introductie, die meteen duidelijk maakt waar het over gaat. Op de e-learning site van Surf staat een samenvatting waarin die introductie ook is opgenomen:
Ubiqel, 2e jaars student Economie, wordt 's ochtends wakker van de wekker op zijn pda. Nog slaapdronken checkt hij zijn e-mail en kijkt wie van zijn maatjes ook al wakker is...onderweg naar het station, laat zijn pda weten dat de trein 10 minuten vertraging heeft. Da's mazzel, nu kan hij toch rustig naar het station. Op het station ziet hij een poster over een interessante opleiding. Snel grijpt hij zijn pda om een foto te maken van de poster om deze op te sturen nar zijn vriendin die zich net aan het oriënteren is op een nieuwe studie .De RIFD chip in de poster is al door zijn pda herkend en hij ontvangt daardoor meteen extra informatie...eenmaal op school en in de buurt van de bibliotheek, laat zijn pda weten, dat de boeken die hij gereserveerd had voor hem klaarliggen... Op de pda verschijnt een bericht van een docent...Onderweg naar huis checkt hij nog de stand van zaken voor wat betreft zijn studievoortgang. De meeste tentamens en werkstukken zijn nagekeken; hij staat er niet heel slecht voor... De eindproducten en beoordelingen laat hij wegschrijven naar zijn portfolio...
Het gaat daarbij om het inrichten van een slimme omgeving die reageert op de signalen vaneen gebruiker van die omgeving. Die signalen moeten uitgezonden worden vanuit een persoonlijke tool (mobieltje, pda of misschien nog wel eens een onderhuidse chip).
Het geheel is een uitwerking van een artikel van dezelfde auteurs dat al eerder verscheen onder de titel 'Ubiquitous learning: altijd, overal en op maat'. In beide artikelen worden de mogelijkheden vanuit 4 scenario's in het onderwijs beschreven: een klaslokaal, een studielandschap (OLC), een community of practice (samenwerkingsverband) of vanuit werkplek leren.
In elk geval de moeite waard om in mijn vervolgnotitie mee te nemen...

woensdag 11 april 2007

Uitstel nieuw leren.

In mijn vorige bericht gaf ik al aan een beetje verbolgen te zijn over de tendentieuze berichtgeving in de media (in dit geval de Volkskrant) ten aanzien van 'het nieuwe leren'. Als je de brief van de staatssecretaris aan de Tweede Kamer naleest, blijkt dat die heel wat genuanceerder is. Een paar dingen blijven echter wel hangen:

  • Het uitstel (zeker in relatie tot de constatering dat het de logistiek op orde moet zijn) is op zichzelf prima.
  • Het naleven van de 850-uren norm. Dat was in feite al bekend. En ook elk weldenkend mens in onderwijsland zal beamen dat je een zekere hoeveelheid onderwijs per jaar nodig zult hebben. Extremen, waarbij niet meer dan 100 klokuren per jaar aantoonbaar op het rooster staan, moeten dan ook stevig worden aangepakt. Het probleem is natuurlijk wel, dat als e van elke individuele student moet kunnen aantonen dat die 850 uur begeleid onderwijs heeft gehad, dan snap je wel dat daar een enorme complexe, administratieve last aan vast zit. Vaak berusten berichten van te weinig onderwijs dan ook niet zozeer op een daadwerkelijk tekort aan uren maar op problemen met de regisratie en rapportage daarvan. Daar zal dus in geïnvesteerd moeten worden. Dat kost menskracht die je juist in het onderwijs zou willen inzetten.
  • In de brief wordt in positieve zin gesproken over de kwalificatiedossiers. Transparanter, duurzamer, zorgvuldig tot stand gekomen, enzovoorts. De staatssecretaris wil echter
    het hele kwalificatiedossier gaan vaststellen, in elk geval vor het komend schooljaar. Ingewijden weten dat het gaat om het vaststellen van 'deel C' van dat dossier. Deel C bevat een uitwerking van kerntaken van een beroep en de bijborende competenties. In die uitwerking wordt heel gedetailleerd ingegaan op de kennis en vaardigheden die bij die kerntaken horen. Die uitwerking was min of meer bedoeld als voorbeeld, als handreiking om de opleiding op basis van het kwalificatiedossier te kunnen inrichten. De opzet was, dat onderwijsinstellingen een eigen 'deel C' konden opstellen waarbij accenten gelegd zouden kunnen worden op de regionale situatie. Het bedrijfsleven in de ene regio kan immers verschillen met dat van een andere regio.
    Het addertje onder het gras is nu, dat de heel gedetailleerde uitwerking van dat deel C op zijn minst aantoonbaar zal moeten zijn in de opleiding: laat maar eens zien op welk moment in de opleiding begrip A of theorie B of vaardigheid C in het programma zit. Daarmee wordt een groot deel van de verworvenheid van het competentiegericht onderwijs onderuit gehaald. Wat niet te hopen is, is dat dit ook doorgetrokken wordt naar de examinering. Dan zijn we weer helemaal terug bij af.
  • Er wordt een risico-analyse gedaan naar het competentiegerichte onderwijs. Toch benieuwd naar de vraagstelling van dat onderzoek. En naar de resultaten, die komen in mei.

Het onderwijs is dus weer volop in beweging. Zoals blijkt uit de opmerking van Plasterk, die een balletje opgooit over de lange vakanties. Als we het dan toch hebben over flexibiliseren van het onderwijs: hier ligt een heel mooi kans. En hoewel dat niet uit de titel van dit artikel blijkt ('Extra vakantie voor leraren'), is niet iedereen tegen werken in de vakantie.

vrijdag 6 april 2007

Competentiegericht leren in de krant (3)

Nadat zoon Daan ons vanmorgen een goede vrijdag had toegewenst, sloeg hij de Volkskrant open vroeg naar aanleiding van de kop "'Nieuwe leren' in het MBO uitgesteld" of ik misschien problemen had op mijn werk.
Humor relativeert. Nou keek ik van het artikel zelf helemaal niet op, sterker nog, naar mijn idee was het al lang bekend dat er uitstel zou komen. Er werd wat duidelijker aangegeven dat scholen hun examenlicentie dreigen te verliezen en dat onderwijsinstellingen (nog meer) zullen worden aangesproken op hun kwaliteit. Prima, geen probleem. We zijn er met allen heel hard voor aan het werk!
Wat me echter werkelijk verbaasde, was het redactioneel commentaar een paar bladzijden verderop. Die zwartgalligheid van de Volkskrant had ik niet verwacht. Vooral het tendentieuze dat er uit sprak. Uitspraken als 'Uitgerekend een staatssecretaris van het CDA', 'trotseert machtige bestuurders', 'welkome ommezwaai', 'kwaliteit ... wordt eindelijk serieus genomen', roepen zo'n beeld op van 'we zullen ze wel eens mores leren'. Juist door bepaalde zaken in een op een bepaalde manier te presenteren ontstaat een heel verkeerd beeld. Paar voorbeelden.

  • "De mbo-scholen zullen – tegen hun zin – in hun examenprofielen meer ruimte voor kennis moeten inbouwen"
    Vooral dat 'tegen hun zin'. Pertinent onjuist. In de praktijk van het nieuwe leren wordt de manier waarop kennis wordt aangeleerd anders aangepakt. Dat die kennis essentieel is, sterker nog, dat het vanuit de theorie van het nieuwe leren juist de bedoeling is dat daar hogere eisen aan worden gesteld blijkt ook uit recente publicaties van bijvoorbeeld Robert-Jan Simons (Zes misverstanden over het nieuwe leren, zie punt 6) en Coen Free (zie Nog Beter Onderwijs).
  • "Scholen moeten bewijzen dat vernieuwing van het onderwijs daadwerkelijk verbetering betekent. Pas dan wordt die vernieuwing ingevoerd. Zo maakt de staatssecretaris terecht een einde aan het experimenteren over de rug van leerlingen."
    We hoeven er niet om heen te draaien: op veel plaatsen gaat het niet bepaald geweldig met de invoering van het nieuwe leren. Daar zijn tal van oorzaken voor te noemen. Ik heb eerder al aangegeven dat er meer zaken bij elkaar moeten komen om te kunnen spreken van een innovatie. Niet alleen een nieuwe theorie en nieuwe onderwijsmodellen, de organisatie zal er op afgestemd moeten worden, docenten zullen er ook mee om moeten kunnen gaan, faciliteiten en ICT-ondersteuning is allemaal nodig.
    Stoppen met experimenteren om dat het eerst bewezen moet zijn? Marijke Kral gaf het een tijdje terug prachtig aan: natuurlijk moeten we streven naar evidence based practice, maar dat wordt wel vooraf gegaan door practice based evidence! Kortom, zonder experimenten geen bewijzen.
  • "...profiteerden vooral de machtige schoolbesturen. Zij voerden van bovenaf het nieuwe leren in, waarbij werd bezuinigd op het contact tussen docenten en leerlingen. Sommige docenten protesteerden, anderen lieten de vernieuwingen lijdzaam over zich heen komen."
    Dat schoolbesturen worden afgeschilderd als kille managers, die voor de lol wat nieuwe dingen van bovenaf aan het doordukken zijn. Te gek voor woorden.
    En wordt er nou werkelijk gedacht dat er alleen maar protesterende en zielige leraren zijn? Zou er een start gemaakt kunnen zijn met nieuwe onderwijsvormen als er geen enthousiaste docenten te vinden waren die hier met hart en ziel in geloofden en er heel wat bloed, zweet en tranen in gestoken hebben?

Laten we nou met zijn allen eens kijken naar wat er werkelijk aan de hand is in de (kennis)maatschappij en welk onderwijs daar het beste bij past. Dan komen we echt niet uit op voltijds opleidingen met maar 100 klokuren les per jaar, zonder toetsing of waar kennis verwaarloosd wordt, waar docenten geen mooi verhaal meer mogen vertellen, noem maar op. Op een paar plekken zijn is het nieuwe leren doorgeschoten, op een paar plekken nog (lang) niet goed voorbereid. Laten we de tijd, die het onderwijs gegund wordt om zaken beter voorbereid uit te werken met twee handen aanpakken en er samen iets moois van maken.

donderdag 5 april 2007

Verborgen curriculum

Tijdens een bijeenkomst waar ook Marc Vermeulen aan deelnam zei hij daar iets over wat hij noemde een 'hidden curriculum', een verborgen curriculum naast het gewone bestaande lesprogramma. "De school had in het industriële tijdperk ook nog een andere functie dan kennis overdragen. Zo had de bel, die het begin van de les aangaf ook een zeker disciplinerend effect, zorgen dat de leerlingen op tijd kwamen." Wat Marc eigenlijk wilde zeggen is, dat het idee van het logistiek benaderen van het onderwijs ook makkelijk kan doorschieten in de zin dat je juist het verborgen curriculum voor een belangrijk deel kan kwijtraken.
Je kunt het vergelijken met het gewicht dat aan de sleutel van een hotelkamer hing. Lastig om zo'n ding mee te zeulen. Door de vorm wordt een bepaald gdrag gestimuleerd, namelijk inleveren van dat ding als je het hotel verlaat. (Overigens, tegenwoordig hebben ze van die moderne chipkaartjes. Eerlijk gezegd heb ik er inmiddels al een aantal weggegooid omdat ik die per ongeluk meegenomen heb.)

Tijdens een andere bijeenkomst hebben we met een aantal mensen gesproken over de Leer-, Loopbaan- en Burgerschapscompetenties. Een heel interessante bijeenkomst (verslag je publiceer ik wel als het klaar is). We hebben daar het verborgen curriculum ook bijgehaald. In de school, het gebouw, in de opdrachten of de manier waarop men met elkaar omgaat, het is allemaal van invloed op het gedrag van iedereen. Zo zal een schoon gebouw zonder al te veel moeite schoon blijven. Zo worden op de School voor Uiterlijke Verzorging van ROC Eindhoven de studenten 's morgens allemaal begroet door de docenten: "Goedemorgen, fijn dat je er weer bent".
We zijn allemaal aan het nadenken over het nieuwe leren, over onderwijsmodellen, architecturen en logistiek. Ik zou er voor willen pleiten om in al dat denk-, ontwerp- en ontwikkelwerk nou eens heel expliciet na te denken hoe we bepaald gedrag kunnen stimuleren door het in te bouwen in het onderwijs. En omdat het nou eenmaal moet, we kunnen dan proberen dat gedrag expliciet te maken (lees: te toetsen) aan de hand van de Leer-, Loopbaan- en Burgerschapscompetenties. Hoewel 'omdat het moet'? Studiepunten krijgen omdat je aardig bent voor elkaar, lijkt me niks mis mee.