zaterdag 31 maart 2007

Innoveren, kun je dat leren?

De MBO-raad heeft een tijd geleden een project Innovatieregisseur gestart om de kennis binnen MBO-instellingen rondom innoveren te verbeteren. Daarvoor worden masterclasses georganiseerd.
Ik had er zelf nog nooit van gehoord. De aankondiging van een masterclass kwam ik bij toeval tegen. Op donderdag 29 maart ben ik samen met een collega naar Den Haag getogen om de masterclass van Joseph Kessels onder de titel ‘Innoveren, kun je dat leren?’ te volgen. Deze masterclass heeft mij toch wel een aantal nieuwe inzichten (maar ook wat dilemma’s) opgeleverd.

In een toelichting ging Kessels in op het resultaat van een onderzoek waarbij bij 14 innovatieprojecten gekeken werd naar de succesfactoren. Daarbij kwam naar voren dat factoren als ´creatieve onrust´, (ontwikkelen van nieuwe) materiedeskundigheid, autonomie en verantwoordelijkheid, (tijd nemen voor) reflectie, multifunctionele samenwerking, persoonlijke passie, commitment, (maar geen sturing) vanuit het management een belangrijke rol spelen. In een vervolgonderzoek werden 9 projecten nog anderhalf jaar zijn gevolgd. Uiteindelijk resulteerde dat in 11 innovatieprincipes, die in een artikel verder zijn uitgewerkt. (Het uitgereikte artikel 'Leren en innoveren' uit Opleiding & Ontwikkeling van Keursten en Verdonschot kon ik op internet niet terug vinden, wel een vergelijkbaar Engelstalig artikel.)
Het gaat daarbij om:

  1. Formuleren van een urgent en intrigerend vraagstuk.
  2. Vormgeven van een vernieuwend proces
  3. Werken vanuit individuele drijfveren
  4. Ongewone combinaties van materiedeskundigheid
  5. Werken vanuit wederzijdse aantrekkelijkheid
  6. Werken vanuit kracht (niet vanuit problemen, ‘het glas is halfvol’)
  7. Creërend leren, samen iets maken
  8. Gevoel ontwikkelen voor signalen en nieuwe betekenissen
  9. Verbinden van interne en externe contexten
  10. Werken aan een sociaal-communicatief proces
  11. Werken aan competentie-ontwikkeling

Tijdens de masterclass werd een aantal projecten vanuit deze factoren bekeken. Welke factoren hebben bijgedragen aan het resultaat van het project. Een snelle blik bij de verschillende groepen liet zien dat vooral het eerste, het derde, het vierde en het zevende principe een rol spelen bij innovatieprojecten. In een vervolgronde werd onderzocht met wat voor interventies (niet: managen of sturen) gebruikt zouden kunnen worden om de andere principes binnen het traject een groter accent te geven. Die principes dragen immers ook bij aan het welslagen van een innovatie. Tijdens de masterclass kwam daar eerlijk gezegd niet zoveel uit, ik ben daar dus nog wel nieuwsgierig naar.

In de discussies kwamen die middag wel enkele interessante thema’s aan bod.

  • Het verschil tussen verbeteren en innoveren, bijvoorbeeld. Als je een gewenste situatie definieert en een pad uitstippelt van hier naar de gewenste eindsituatie ben je niet aan het innoveren, dan ben je aan het verbeteren. Voor innovatie is het namelijk belangrijk dat er sprake is van nieuwe producten en processen, nieuwe manieren van denken. Het eindproduct van een innovatie is tijdens het innovatieproces nog helemaal niet bekend. Bij dit alles realiseerde ik me, dat de invoering van CGO volgens deze benadering eigenlijk helemaal geen innovatie is. Je bent bezig met het uitrollen van een nieuwe (nogal voorgedefinieerde) vorm van onderwijs. De echte innovatie zit hem veel meer in het bedenken van de oplossingen om het CGO goed uitgevoerd te krijgen.
  • Een andere discussie ging over de manier waarop je een innovatie kunt ‘uitrollen’? Kessels gaf aan, dat je dat eigenlijk niet moet doen, dat op andere plaatsen in de organisatie mensen ook in de gelegenheid moeten worden gesteld om te leren. Op dat moment ontstonden er toch twijfels in het publiek: dat betekent dus dat het wiel op meerdere plaatsen moet worden uitgevonden? Na even doorpraten bleek dat de essentie van die discussie vooral te maken met het innovatief karakter van de (lerende!) organisatie. Als een innovatieve organisatie het doel is, is het een goede manier van doen. Als het echter gaat om het ‘uitrollen’ van de producten van de innovatie is het een ander verhaal. Een roc moet natuurlijk tot een zekere hoogte innovatief zijn om in te kunnen spelen op veranderingen. Dat betekent echter niet dat overal op het roc voortdurend door iedereen geïnnoveerd moet worden!
  • Nog een andere discussie ging over de rol van het management. ‘De’ manager is in de regel meer gericht op het beheersen van de processen en de organisatie. Planning & Control, afrekenen, sturen. Allemaal slecht voor innovaties. Managers moeten er voor zorgen dat (bepaalde) mensen de ruimte krijgen om innovatief bezig te zijn maar er zich verder vooral niet mee moet bemoeien.

Een mooi voorbeeld dat naar voren kwam, was dat van een oogkliniek. Vanuit het idee dat mensen vaak veel stress hebben als ze aan hun oog moeten worden geopereerd en dat dat een risico vormt voor complicaties en infecties zijn ze daar op het idee gekomen om de kliniek helemaal vorm te geven van een vakantiereis. De intake vindt plaats in een ‘reisbureau’, een touroperator begeleidt de cliënten, er wordt een tasje met wat folders en een sleutelhanger uitgereikt en er wordt een foto gemaakt samen met de chirurg als afsluiter. Vanuit het publiek kwam de opmerking dat het hierbij ging om een éénmalige verandering, dat dat nog niet betekende dat de kliniek innovatief moest blijven zoals bij een bedrijf dat het moet hebben van steeds weer nieuwe producten (denk aan een Senseo of Beertender). ‘Mis’, aldus Kessels, ‘dit is één manier om het aantal infecties terug te dringen door stress tegen te gaan, maar het aantal complicaties is nog steeds niet gelijk aan nul, er zijn dus nog meer dingen te bedenken om nog beter te gaan presteren.’

donderdag 29 maart 2007

Managementconferentie (dl4)

Nagekomen bericht: Naar aanleiding van mijn bericht over de Managementconferentie, Marc Veldhoven zou zijn presentatie op de website van de Leijgraaf zetten. Dat is inmiddels gebeurd, de presentie vind je hier. Op de site staan ook de overige presentaties van de Leijgraaf, o.a. over de Kenniskring Stealth Education.

Web 2.0

Even tijd voor reflectie. Als blogger ben ik nu een paar maandjes actief. Af en toe vraag ik me af: en waar doe ik het eigenlijk voor. Je hoort inderdaad via via wel eens dat er iemand je weblog een keer gezien heeft. Maar dat het nou veel reacties oproept...
Eigenlijk vind ik dat niet zo erg (al hoop je er stiekum altijd wel op!), het punt is, dat ik er zelf een hele hoop van leer. Niet van het bloggen zelf, dat is een kwestie van typen. Sterker nog, dat hoef je niet eens op een pc te doen, dat kan in een schriftje ook. Het is echter het feit dat je weet dat er (wellicht) mensen meekijken. Dat maakt je al een beetje kritischer in wat en vooral hoe je het opschrijft. Tegelijkertijd ontstaat er een beetje een druk om af en toe wat te publiceren. En juist daarvoor zul je je op de hoogte moeten houden van allerlei zaken die er spelen. Kortom, het dwingt je om je vak bij te houden!

En daar zit hem nou de kneep. Er gebeurt zo ontzettend veel. Om dat allemaal bij te houden. Zo las ik al een 'noodkreet' bij Willem Karssenberg. Vooral de reactie van 'Marc' die aangeeft zo'n 200 feeds bij te houden. Ik moet er niet aan denken.
Ik heb dan ook voor mijzelf het besluit genomen me niet meer zo actief bezig te houden met het proberen bij te blijven met Web 2.0. Er zijn heel wat weblogs, die dat al doen (Willem Karssenberg, Wilfred Rubens, Pierre Gorissen en natuurlijk het ICT-café, en dan nog vele anderen). En al zou ik het wel willen, ik houd het toch niet bij met twitters, backchannels en mediacoders. En ik houd het dan ook bij een paar berichten per week, mooi genoeg!

Maar dan nog wel even het programma 'Verbonden met ICT' dat door Kennisnet in samenwerking met ROC-i-Partners wordt uitgevoerd. Een van de projecten gaat over toepassingen met web 2.0 tools in het onderwijs. En dat is natuurlijk altijd leuk! Er wordt gewerkt aan wiki's met tips en trucs en ervaringen.
Ook bij ons op ROC Eindhoven worden in het kader van het programma enkele projecten uitgevoerd. Zo worden weblogs ingezet bij deelnemeractiviteiten bij de School voor Handel en Marketing (kies op de links voor basis, kern en afstuderen) waarbij het didactisch uitgangspunt is, dat je door te bloggen je zelf talig moet uitdrukken (heeft alles te maken met internaliseren en reflecteren!).
Bij de School voor Uiterlijke Verzorging wordt een videoproject gedaan. Daar gaat het er juist om dat deelnemers in staat worden gesteld te reflecteren op hun eigen activiteiten op basis van videobeelden, die door andere deelnemers worden gemaakt. En die leren weer observeren doodat ze van een heel uur video een compilatie van een paar minuten moeten maken die vervolgens door de groep wordt besproken.

Met een beetje creativiteit kun je dus didactisch heel leuke dingen doen. Dus bij deze een oproep om in de geest van Web 2.0 de ervaringen te delen!

dinsdag 27 maart 2007

Nog beter onderwijs

Voortdurend verschijnen allerlei berichten in de krant, op websites en andere media waarin de stand van het onderwijs wordt betreurd en er verbeteringen worden voorgesteld. Een kort overzicht van de laatste paar dagen.
Coen Free, voorzitter van het College van Bestuur van het Koning Willem I College in den Bosch heeft zin oude vak van literatuurhistoricus nog eens beoefend en een boekje laten verschijnen onder de titel 'de boom der kennis'. Op de website van Loket MBO ICT besteed men er ook aandacht aan.

Coen Free heeft waardering voor het initiatief van de Vereniging Beter Onderwijs Nederland (BON), die de kwaliteit van het Nederlandse onderwijs hoog op de politieke agenda gekregen heeft. Ook is hij het eens met haar pleidooi voor een centrale plaats van ‘kennis’ in het onderwijs. Maar na een grondige analyse van de ideologie van deze vereniging en haar voorzitter, dr. Ad Verbrugge, concludeert hij dat hun neoklassieke ideeën voor beter onderwijs in de 21e eeuw zich vooral richten op een kleine elite en zullen leiden tot sociale uitsluiting van grote groepen jongeren.

(En dat laatste zit ze bij BON niet bepaald lekker, zie ook de reactie van Presley Bergen in het Brabants Dagblad). Free is inmiddels gestart met zijn eigen beweging voor Nog Beter Onderwijs waar hij een aantal zaken op de agenda zet. Hij pleit met name voor een effectieve benutting van het schooljaar, een verlenging van de basisschool en verkorting van het voortgezet onderwijs met één jaar. Verder competentiegericht onderwijs op basis van fundamentele, domeinspecifieke en werkplekkennis. Ook de kwaliteit van docenten moet worden verbeterd met een programma van 5 p's: praktijk- en vakkennis, professionaliteit, performance, persoonlijkheid en passie.

In de Volkskrant van 24 maart schrijft Frits van Oostrom in een artikel ´Zo maken we het onderwijs beter´over het probleem van de dikke boeken en de docenten die te weinig weten. Het artikel is een bewerking van de Kohnstamlezing die Oostrom verzorgde op 23 maart. Hij pleit voor dunnere boeken, ´dikkere´ docenten en vooral voor een herstel van een herwaardering van de algemene ontwikkeling.

Hester Macrander geeft namens de actiegroep ´de Groene Golf´ook al een aantal suggesties voor het onderwijs: maak tijd vrij voor deskundigheidsbevordering, zorg voor een financiële prikkel na een aantal jaren en creëer echte banen waarmee kan worden voorkomen dat starters van school naar school moeten hobbelen om de restantjes in te vullen. Maar ook zij pleit vooral voor het teruggeven van de creativiteit van de leraar. Het artikel is een inleiding voor een discussie in de Rode Hoed in Amsterdam.
(Nabrander een dag later: het blijkt te hebben geholpen, zoals een bericht in de Volkskrant laat zien).

Nog even als afsluiter: op de site van Beter Onderwijs Nederland wordt een catalogus van drogredenen aangelegd om op die manier de argumenten tegen het nieuwe leren in discussies onderuit te kunnen halen. Zo mag je blijkbaar 'de wereld verandert' niet als argument gebruiken want de vergelijking 'de wereld verruwt, dus het onderwijs moet ook verruwen' klopt niet. Het kan aan mij liggen, maar veel van de BON-argumenten die hier gebruikt worden, lijken wel aannemelijk terwijl de redenering toch lang niet altijd klopt. Waar doet me dat toch aan denken?

maandag 26 maart 2007

Managementconferentie (dl3)

Tijdens de managementconferentie ben ik veel opgetrokken met René Montenarie, projectmanager bij Kennisnet ICT op School en momenteel betrokken bij het project Flexibel Leren. Ook René heeft een verslag gemaakt en aangegeven dat ik delen ervan best voor mijn weblog zou mogen gebruiken. Wat onderdeeltjes er uit halen zou naar mijn idee alleen maar afbreuk doen aan een prima verslag. Compliment aan René!

zondag 25 maart 2007

Managementconferentie (dl 2)

We zijn alweer een tijdje bezig met het project Flexibel Leren over onderwijslogistiek. En eerlijk gezegd, het duizelt me een beetje van de inzichten, concepten en modellen die inmiddels heel langzaam maar zeker vorm beginnen te krijgen. Het doet me denken aan de uitspraak van Piet Korevaar: ‘In mist ontdek je wereld meter voor meter’. Als ik het beeld van het project vanuit dat beeld projecteer dan zie ik een landschap met nog flinke mistflarden, waar de boomtoppen uitsteken. Een prachtig plaatje: het is dan ook een uitermate boeiend terrein waar nog veel te leren en te beleven valt.

Op de Managementconferentie voor de BVE-sector (inmiddels wellicht de MBO-sector) hebben we vanuit het project een presentatie  gegeven over de tussenstand van het project. Frida Hengeveld gaf de aftrap, René Montenarie ging nader in op het project en het onderwerp architectuur als middel. Vervolgens ben ik inhoudelijk nader ingegaan op de inhoudelijke aspecten van onderwijslogistiek.

Terugkijkend op de presentatie kunnen we gerust aangeven dat de boodschap best lastig is om over te brengen. Dat werd duidelijk uit een reactie waarin iemand aan Frida vroeg ´of zij nou warm werd van zo´n verhaal´. Je kunt zo´n reactie het natuurlijk van twee kanten bekijken: ‘die heeft het nog niet helemaal gesnapt’. Maar ook: ‘we hebben het nog niet op de goede manier over het voetlicht kunnen brengen, met name een abstract thema als architectuur.’ We zullen het verhaal moeten aanscherpen, communicatiever moeten maken. Toch hebben we het blijkbaar nog niet zo slecht gedaan. Achteraf zijn nog veel mensen even komen vertellen dat ze het een goed verhaal vonden, het leverde voor veel mensen een punt van herkenning op. We zitten op de goede weg…

Marc Veldhoven gaf ook een uitstekende presentatie over de tussenresultaten van de kenniskring. Daar moeten de beelden ontstaan over het onderwijs en de onderwijsorganisatie van overmorgen. Hij ging vanuit de filosofie dat we ook moeten werken aan het onderwijs van morgen ook in op het model waar binnen de Leijgraaf nu aan gewerkt wordt: de ballenbak. Er is vanuit het idee van een flexibele organisatie best wat af te dingen op het concept van de ballenbak. Zo zijn perioden van 13 weken en normen die worden gehanteerd voor de inrichting van een ´bal´ niet bevorderend voor de flexibiliteit. Ook het feit, dat het model niet geschikt is voor BBL-deelnemers. Dat geeft te denken. De meeste roc’s geven invulling aan de organisatie waarbij de sector of branche het indelingscriterium vormt. We zullen blijkbaar ook de leerweg dan wel de manier van leren (voltijds, deeltijds, leren en werken) ook als een organisatiecriterium moeten gaan beschouwen. (Bij het Koning Willem I College is dat overigens inmiddels gerealiseerd.)

Vanuit het uitgangspunt dat de ballenbak als een ‘voorlopige voorziening’ moet worden beschouwd, heb ik toch bewondering voor de uitwerking van het geheel. Vooral het idee van een leermarkt waar op één dagdeel een groot aantal workshops wordt georganiseerd waar deelnemers en keuze uit kunnen maken. Als er 6 aanmeldingen zijn, gaat de workshop door. Vanuit het idee van stoplicht versus rotonde is dit een oplossing naar het rotonde concept: vraag en aanbod bij elkaar brengen en het op basis van een zeer beperkt aantal spelregels overlaten aan het zelforganiserend vermogen van het geheel. Nemen we zeker mee!

Een ander interessant item is het feit dat de suggestie werd gedaan om het kapitaal dat in de gebouwen zit om te zetten in kapitaal ‘dat in de mensen zit’. Ik ben geen econoom en kan de consequenties dan ook niet goed overzien. Het alternatief, wachten op de pot met geld van de overheid, lijkt me in elk geval ook niet de aangewezen weg. Zeker gezien de verhalen van o.a. Frank Kalshoven en Marc Vermeulen, die aangeven dat de stijgende kosten van het onderwijs niet worden opgevangen door een stijging van de productiviteit. De ingeslagen weg van onderwijsinnovatie zal niet alleen beter onderwijs moeten voortbrengen, het zal uiteindelijk ook goedkoper moeten.

Managementconferentie (dl1)

Wat later dan de bedoeling was (inmiddels is de Managementconferentie alweer een paar dagen afgelopen) maar toch een paar impressies. Logisch om ook even te verwijzen naar Wilfred Rubens, wat ergens al gebeurt hoef ik niet over te doen!

Allereerst moet gezegd worden dat de organisatie meer dan perfect was. Niet alleen een goed inhoudelijk programma, een goede service maar ook aandacht voor cultuur en ontspanning. En volop gelegenheid om ervaringen uit te wisselen, te netwerken en afspraken te maken. Kortom: twee dagen onder de pannen geweest, twee weken nodig om te reflecteren, alle ideeën uit te werken en ervaringen door te spelen dan wel uit te wisselen. Enkele impressies van de bijgewoonde sessies.

  1. Het Servicecentrum (Gilde Opleidingen, Mick Waulthers)
    De titel ‘Onderwijs bepaalt de organisatiestructuur’ had me in wel op het verkeerde been gezet. Vanuit mijn wellicht beperkte denkkader van onderwijslogistiek had ik me er iets anders bij voorgesteld. Uiteindelijk toch een prima verhaal gehoord over de manier waarop bij Gilde Opleidingen een Servicecentrum is opgezet. Binnen Gilde is er voor gekozen om ondermeer het hele eerste deel van het primaire proces hebben ondergebracht in het Servicecentrum. Voorlichting, marketing, intake, plaatsing: dat wordt allemaal vanuit het servicecentrum georganiseerd. Daarnaast zijn ook andere zaken als alumni, internationalisering en projecten bij het Servicebureau ondergebracht. Een sterk punt in dit verhaal is dat het servicecentrum als een onderwijsunit is gepositioneerd. Het gaat immers om een deel van het primaire proces! De directeur wordt dan ook beschouwd als een onderwijsdirecteur en neemt vanuit die positie ook deel aan het onderwijsoverleg. Ook de opvang van deelnemers die uitvallen uit het reguliere onderwijs worden in het Servicecentrum opgevangen en bgeleid naar een nieuw traject. Het geheel past op een bepaalde manier ook in het project Flexibel Leren. Wellicht in dat kader meenemen als één van de praktijkcases.
  2. Rendement op het Dashboard (Koning Willem I, Christ Diepstraten en Honoré Didden)
    Het verhaal had betrekking op de manier waarop het KW1C tot de keuze van een management informatiesysteem zijn gekomen. Met een aantal leveranciers zijn trajecten opgezet waarbij zij in een proof of concept moesten laten zien dat het systeem werkte binnen de infrastructuur maar met name dat het systeem in staat was het rendement van het onderwijs in beeld te brengen. Het meest interessante van het verhaal is de manier waarop door Koning Willem I het begrip rendement wordt gedefinieerd. Dat gebeurt op basis van een aantal uitgangspunten: voor de externe verantwoording wordt elke deelnemer als een deelnemer van het KW1C beschouwd, er wordt verantwoording afgelegd over bekostigde deelnemers op het moment dat ze het college verlaten (= rendement KW1C). Ten aanzien van de interne sturing wordt op dezelfde manier gekeken naar het rendement van een afdeling (= afdelingsresultaat). Daarnaast wordt ook gekeken naar het ‘resultaat van opleiden’ (opleidingsresultaat). Bij alledrie de getallen wordt gekeken naar het aantal diploma’s gedeeld door het aantal deelnemers dat de opleiding dan wel het KW1C verlaten. Op deze manier kan het interne rendement in verband met overstappers een ander getal geven dan het uiteindelijke KW1C rendement. In het verhaal werd aangegeven dat het rendement iets anders is gedefinieerd dan door de MBO-raad momenteel wordt gedaan. Dat heeft te maken met het feit dat het KW1C al bezig was met deze definitie voordat de MBO-raad met een definitie kwam. In elk geval heeft de inspectie aangegeven akkoord te gaan met de methodiek. Helaas geen digitale presentatie bij de hand: de voorbeelden lieten zien dat vernuft niet moeilijk hoeft te zijn!
  3. De Netwerkschool (De Argumentenfabriek, Frank Kalshoven)
    (Om op de website van de netwerkschool binnen te komen moet je 2x inloggen met 'netwerkschool')
    Frank Kalshoven gaf tijdens de managementconferentie een presentatie van de Netwerkschool waarbij hij startte met een economische analyse van de huidige situatie in Nederland die op zijn zachtst gezegd een uitdaging vormen voor de publieke sector. Zo noemde hij onder meer de toenemende heterogeniteit van de samenleving. Was de samenleving van een aantal decennia geleden nog helder en transparant, op dit moment neemt de heterogeniteit alleen maar toe. Zo waren er toen maar een paar verschillende typen huishoudens. Moest er iets gebeuren aan het verbeteren van de koopkracht, dan waren de consequenties makkelijk te overzien. Nu er inmiddels meer dan 70 verschillende typeringen van huishoudens en even zoveel koopkrachtplaatjes bestaan is het een heel stuk complexer om te voorspellen van de effecten zullen zijn van bepaalde maatregelen of op welke manier bepaalde herstelmaatregelen kunnen worden uitgevoerd. Dat betekent ook dat het steeds duurder wordt om een bepaald bedrag te verdelen onder een bepaalde categorie huishoudens. Andere groeiende problemen zijn de vergrijzing en de toenemende complexiteit van de samenleving en de daarmee samenhangende problemen om het beleid uitgevoerd te krijgen. Hierbij gaat het vooral om trends die gepaard gaan met toenemende kosten. Er zijn ook trends die er toe leiden dat de opbrengsten voor de publieke sector kunnen gaan dalen. Eén van die trends wordt gevormd door het afnemende ‘scholingsdividend’. Een stijging van het aantal mensen dat naar het hoger onderwijs gaat zal ook gepaard gaan met een stijging in arbeidsproductiviteit. Hier speelt echter de wet van de afnemende meeropbrengst: twee keer zo veel hoog opgeleide mensen betekent niet dat de arbeidsproductiviteit twee keer zo snel stijgt. Uiteindelijk zal dat leiden tot een afvlakking van de economische groei en daarmee lagere opbrengsten voor de publieke sector in de vorm van belastingen. Ook noemde Kalshoven het schadelijke effect van de belastingen. Naarmate er meer belastingen worden geheven blijft er voor bedrijven minder over om te investeren, sterker nog, zullen ze eerder andere landen kiezen als locatie. Dat is slecht voor de economie. Het goede voorbeeld is Ierland dat juist door lage belastingtarieven heel aantrekkelijk is voor bedrijven met een grote economische groei als gevolg.

    Kalshoven noemde ook een aantal onderwijstrends. De Einsteingeneratie, technologische ontwikkelingen, vergrijzing, de kritische geluiden, de nieuwe sturingsfilosofie van de overheid, leven lang leren, stijgende kosten zonder gerelateerde toename van productiviteit, enzovoorts.

    Dat alles heeft geleid tot het idee van de Netwerkschool. Mooi uitgewerkt, helder neergezet. Maar nog mooier dat de visie en uitgangspunten voor een belangrijk deel overeenkomen met de (tussen-)resultaten van het project Flexibel Leren. Daar moeten we gebruik van maken!
  4. Managementgame @llure (Twijnstra & Gudde, Rob Rapmund)
    Ook hier weer een prima verhaal met aanknopingspunten voor de onderwijslogistiek. Een aantal uitgangspunten leidden tot een discussie in de zaal. Het ging daarbij om het van elkaar loskoppelen van een aantal processen: werving los van het onderwijs (in feite front-office – back-office) en dat weer los van examinering: dat is nog niet zo dramatisch. Maar ook de inzet van personeel is losgekoppeld: het hele personeel in een grote vergaarbak en oproepen op het moment dat ze nodig zijn. Vanuit flexibiliteit en bedrijfsvoering wellicht prima. Maar ik heb zo’n donkerbruin vermoeden dat het ledenbestand van Beter Onderwijs Nederland in zo’n situatie zou exploderen! Natuurlijk worden in het kader van de flexibele organisatie discussies gevoerd over het instellingsbreed inzetten van personeel tegenover het inrichten van zelfverantwoordelijke of zelfs zelfsturende teams, verantwoordelijk voor één of enkele opleidingen. Hier zullen we weer een balans in moeten zien te vinden!
    @llure is inmiddels door een 45-tal teams gespeeld en heeft hen veel inzicht gebracht. Er werd al geopperd om het voor een bezemklas toch nog eens te doen.

dinsdag 20 maart 2007

Onderwijsinnovatie (1)

Wanneer is een onderwijsinstelling innovatief? Naar mijn idee zijn er drie verschillende manieren om daar naar te kijken.

  1. De onderwijsinstelling levert een bijdrage aan het kennisniveau van een regio, die daardoor innovatief of innovatiever kan worden. Dit komt bijvoorbeeld bij ROC Westerschelde tot uitdrukking (de desbetreffende brochure heb ik nog nergens kunnen vinden, die houd je tegoed).
  2. De onderwijsinstelling is bezig met allerlei vernieuwingen in of rond het onderwijs. De School voor de Toekomst van het Koning Willem I College is daar een mooi voorbeeld van.
  3. De onderwijsinstelling maakt gebruikt van de nieuwste inzichten op diverse terreinen om het onderwijs zowel inhoudelijk als organisatorisch te verbeteren. En daar is natuurlijk bijna elk roc een voorbeeld van...

Zonder de andere vormen tekort te willen doen, gaat mijn aandacht momenteel vooral uit naar de laatste vorm: hoe krijgen we ons onderwijs 'zo goed als de Volkskrant', om toch nog even naar een eerder bericht te verwijzen.

Laten we in een paar afleveringen eens wat nader inzoomen op het beschrijven van een innovatieve onderwijsinstelling. We beginnen bij de 'dikke van Dale':

in·no·va·tie (de ~ (v.), ~s)

1 invoering van iets nieuws

in·no·va·tief (bn.)

1 vernieuwend

Wikipedia geeft al wat meer aan:

Innovatie of vernieuwing is het invoeren van nieuwe ideeën, goederen, diensten en processen. Innovatie kan plaatsvinden binnen organisaties maar ook binnen bredere verbanden. Het proces van innovatie draait om dingen op een nieuwe (en zo mogelijk ook betere) manier aan te pakken.

De desbetreffende wiki geeft al heel wat meer informatie naast de bovenstaande definitie. Met name dat er nogal een verschil is tussen een uitvinding en een innovatie. Dat is met een aardige metafoor wel duidelijk te maken.
Om voor de eerste auto van Schotland naar Londen te kunnen laten rijden moest er een paard en wagen met brandstof vooruit gestuurd worden. Om de zoveel kilometer moest er een hoeveelheid brandstof voor de auto achtergelaten worden. Met auto's alleen ben je er dus niet. Pas met een wegennet en een infrastructuur van tankstations kun je gaan spreken van een innovatie op het gebied van mobiliteit.
Met goede ideeën over competentiegericht onderwijs ben je er dus nog lang niet. Dat verklaart mijn belangstelling voor onderwijslogistiek: hoe krijgen we competentiegericht onderwijs georganiseerd? Daarnaast is het van belang, dat de mensen die het moeten uitvoeren het ook allemaal goed in de vingers hebben, zowel individueel als als team. En laten we de voorzieningen als gebouwen en ICT niet vergeten! Pas als al die factoren op de goede manier bij elkaar komen kan er daadwerkelijk sprake zijn van onderwijsinnovatie!

We gaan op zoek naar de voorbeelden en achtergronden...

woensdag 14 maart 2007

Expertmeeting onderwijslogistiek

De uitdaging voor het project Flexibel Leren is het vinden van aanknopingspunten om het onderwijs beter te organiseren. Het lijkt me een illusie om te denken dat we dat in en tijdsbestek van een paar maanden wel even kunnen regelen. Daarvoor is het domein te groot, het probleem te complex, de inzichten nog te beperkt. Zoals ik eerder al opmerkte: met betrekking tot het competentiegericht leren zitten we nog in het stadium van ´uitvinden´ of ´ontdekken´. Voordat het een echte innovatie kan zijn moet er nog heel wat gebeuren.

Parallel aan het project werkt een kenniskring aan een visie op een flexibele organisatie. Vanuit die visie kijkt de projectgroep naar de processen en activiteiten en werkt van daaruit toe naar een referentie-architectuur. Dat gebeurt overigens in samenwerking met de werkgroep Referentie-architectuur van ROC-i-Partners.
De projectgroep kijkt ook naar andere sectoren: er zijn tal van interessante artikelen geschreven vanuit bijvoorbeeld de zorgsector.

Op 12 maart heeft de projectgroep een bijeenkomst gehad met 3 experts op het gebied van logistiek op basis van een startnotitie.
Marc Vermeulen (directeur IVA, leidt ook het masterprograma voor onderwijsmanagers), Hans Mulder (directeur ViaGroep, heeft met name in de bouwsector veel gedaan op het onderling afstemmen van de transacties tussen de vele verschilende partijen) en Jack Kleijnen (hoogleraar aan de Universiteit van Tilburg aan de faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen) hebben hun visie gegeven op de problematiek. Natuurlijk is het jammer dat bij zo'n bijeenkomst standaard de omgekeerde wet van Hofstadter geldt: "je hebt altijd minder tijd dan je denkt, zelfs als je rekening houdt met de omgekeerde wet van Hofstadter".
Wilfred Rubens heeft al een prima impressie gegeven door op zijn weblog een aantal aandachtspunten te beschrijven.
Hieronder nog een paar aanvullende eye-openers van mijn kant:

1) Marc Vermeulen had het over het 'verborgen curriculum', datgene wat niet in het officiële curriculum zit maar wel ingebouwd is in de organisatie van het onderwijs. Het disciplinerend karakter van de zoemer, op tijd komen, afspraken nakomen, dat soort zaken. Maatschappelijke ontwikkelingen kunnen dan wel leiden tot een andere vorm van onderwijsorganisatie maar daarmee loop je het risico veel van het huidige verborgen curriculum kwijt te raken. Dat hoeft naar mijn idee niet verkeerd te zijn, als je er maar wel aandacht aan besteed.

2) Gerelateerd aan het vorige punt moet in de opzet van een onderwijsorganisatie rekening gehouden worden met een aantal bijzonder essentiële zaken binnen het onderwijs:
- role modelling, de voorbeeldfunctie van de docent
- leerlingen willen worden geïnspireerd (zie ook de rapportage over de Balansschool)
- onderwijs gaat ook over vertrouwen en reputatie
In de stukken over onderwijslogistiek komt dit te weinig aan bod. Dat is een terechte opmerking, hoewel ik er de kanttekeing bij maak, dat er wel degelijk aandacht voor is in bijvoorbeeld de kenniskring.

3) Van logistiek binnen je eigen organisatie naar ketenbeheer. Kijk naar de voordelen die je kunt halen door samen te werken. Enerzijds kun je daarbij denken aan de doorlopende leerlijn. Ik denk meer aan een ketenbenadering binnen een ROC. Samenwerking tussen opleidingen, afstemmen op elkaar. Daar moet een efficiency slag te maken zijn!

4) De 'jobshop' benadering van het onderwijs. Eerst het concept eens helder krijgen.
Wilfred heeft er een (beperkte) wiki bij gevonden.  Daar maak ik uit op dat het gaat om flexibele 'teams' (?), die van klus naar klus kunnen gaan. Googlen levert veel baantjes sites op, alsmede een applicatieontwikkelaar die de productie van bedrijven plant. Jack Kleijnen zou aanvullende literatuur opzoeken.
Even vanuit mijn intuïtie geredeneerd. Een opleiding in de vorm van een jobshop vereist een frontoffice waar de leerling aankomt, waar een leerarrangement wordt klaargezet. De uitvoering van het onderwijs in de backoffice gebeurt in fasen door bepaalde teams. Voortdurend wordt bijgestuurd op basis van de voortgang en ontwikkeling van de lerende. Naar mijn idee past het plaatje nog niet eens zo slecht bij 'het Leren Organiseren', het resultaat van het e-experiment van ROC Eindhoven.

Er is naturlijk nog veel meer te vertellen. Het verslag van de bijeenkomst komt binnenkort. Er volgen nog verslagen van enkele praktijkvoorbeelden, er wordt gewerkt aan de referentie-architectuur. Volgende week een presentatie op de Managementconferentie. Daar gaan we nu mee aan de slag.

Misverstanden over het nieuwe leren

Vanmiddag kwam ik via het e-zine van Cinop bij een artikel van Robert-Jan Simons over 6 misverstanden over het nieuwe leren. Nu zijn er veel meer mensen die daar het zelfde over dachten, ik ga er hier dus niet al te diep op in. Simons doet zijn verhaal wat uitgebreider in een prima interview in Trouw (met dank aan Wilfred voor de link).
Er zijn meer verhalen te vinden. Zo heeft Dick de Bie een eerste artikel van een serie van 3 over de misverstanden geschreven op de website van BeroepDocent.
Van Monique Volman (lector van de HAN) verscheen een artikel op de website van Blik op de Wereld over de 'mooie verhalen die ook bij het nieuwe leren horen' naar aanleiding van een inleiding die zij heeft gegeven bij een debat 'Ruim baan voor het Nieuwe Leren'.
En zo zijn er nog veel meer verhalen te vinden...

donderdag 8 maart 2007

Onderwijslogistiek (4)

Het project Flexibel Leren moet in samenhang met de Kenniskring Onderwijslogistiek komen tot een aantal handreikingen ten aanzien van het organiseren van het nieuwe onderwijs. Op dit moment zijn het spannende tijden!
Op maandag 5 maart is de Kenniskring voor de derde keer bij elkaar gekomen. Tijdens de bijeenkomst is er in groepen gewerkt aan verhalen over het onderwijs van de toekomst. Hoe ervaart een deelnemer, een ouder, maar ook een wethouder of een ondernemer het onderwijs van een MBO-instelling? Die verhalen zijn vervolgens verwerkt in (weliswaar heel globale) brochures van onderwijsinstellingen. Omdat de projectgroep op 12 maart in discussie gaat met enkele experts op het gebied van logistiek heb ik de brochures in elkaar geschoven tot één geheel om op basis daarvan de discussie te kunnen voeren.
Download BrochureOnderwijslogistiekv02.doc
Het doel van de bijeenkomst van 12 maart is in elk geval een aantal logistieke principes te definiëren die onderwijsinstellingen kunnen helpen bij het organiseren van flexibel onderwijs! Daarover later meer.

dinsdag 6 maart 2007

Competentiegericht leren in de krant (2)

En alweer een column over het nieuwe onderwijs, het competentiegerichte leren in de Volkskrant. Dit keer van Pieter Hilhorst. Het stukje is ook te lezen op zijn weblog. Maar dit stukje was me uit het hart gegrepen. Pieter is zelf eens in de praktijk gaan kijken. Een dagje roc, een dagje competentiegericht leren in de praktijk.
De voorbeelden liegen er niet om: er gaapt nog een grote kloof tussen de theorie van het nieuwe leren en de dagelijkse praktijk in de schoolbanken. Maar gelukkig trapt hij niet de valkuil om het nieuwe leren dus maar meteen als mislukt experiment te bestempelen.
In zijn boek 'de vijfde discipline' beschrijft Peter Senge ergens aan het begin wat het verschil is tussen een ontdekking of een uitvinding en een innovatie. Pas als een ontdekking of uitvinding leidt tot een daadwerkelijke verandering in het handelen van mensen of een organisatie is er sprake van innovatie. Mensen moeten wennen aan iets nieuws voordat ze het gaan gebruiken, vervolgens passen ze hun manier van werken (of leren) aan. Processen veranderen. En als de effecten bevallen, wordt de verandering doorgezet en is er sprake van een innovatie.
Vanuit die optiek is het duidelijk dat 'het nieuwe leren' in het stadium van 'ontdekking'  of 'uitvinding' zit. Er moet nog heel wat gebeuren voordat het echt bij iedereen tussen de oren zit en de onderwijsorganisaties er op ingericht zijn, de wetgeving er op is afgestemd, er voldoende lesmaterialen beschikbaar zijn, enzovoorts. Het probleem is dat je het niet een klein beetje kunt proberen, je zult het integraal moeten aanpakken. Alsof je langzaamaan een fiets kunt bouwen door te beginnen met het voorwiel, om vervolgens te roepen dat het niet werkt, dat je nog steeds niet kunt fietsen om dan maar het hele idee van een fiets maar weg te gooien...

Vanmiddag door een collega gewezen op een grappig filmpje op YouTube, een competentiesketch van Wim Sterken op een bijeenkomst van, ja hoe kan het ook anders, Beter Onderwijs Nederland.

donderdag 1 maart 2007

Naar een nieuwe Kennisnetdienst, de 'repository'

Op 1 maart werd in het kader van het programma van de Educatieve Contentketen een nieuw proeftuinproject ten aanzien van een ‘educatieve repository’ gepresenteerd.

(Overigens maakt het project eveneens deel uit van het actieprogramma ‘Verbonden met ICT’ dat is opgezet op basis van het gelijknamige beleidsplan van het Ministerie van OC&W.)

Een repository moet worden beschouwd als een opslagsysteem van files met de bijbehorende metadata (de kenmerken van opgeslagen content). Er zijn allerlei files mogelijk: documenten, online cursus, website, sheets, audio- of videobestanden, noem maar op.

Natuurlijk hebben nogal wat onderwijs­instellingen inmiddels een systeem in huis waarin content kan worden opgeslagen. Denk aan elo’s en (leer)content­management­systemen (LCMS). Een centrale repository biedt echter meerwaarde omdat op die manier zelfgemaakte content ergens kan worden opgeslagen en gedeeld met anderen. Voorwaarde is natuurlijk wel dat de materialen gemetadateerd zijn. In het MO is daarvoor een metadata standaard ontwikkeld, het contentzoekprofiel.

Overigens ontbreekt het in de interne systemen nogal eens aan beschrijvingen van die content op basis waarvan de content gevonden en dus herbruikt kan worden. Metadateren is dan ook niet gebruikelijk. Op zich wel logisch want het is een vervelende klus en kost soms meer tijd dan het maken van het document zelf!

Kennisnet heeft in samenwerking met Surfnet een repository in een proeftuinversie laten bouwen en is nu op zoek naar ervaringsgegevens. Wat komt er allemaal kijken bij de toepassing van het systeem in een onderwijsorganisatie?

Kenmerken proeftuinversie

·         Elke organisatie krijgt in de repository zijn eigen virtuele repository.

·         Inloggen voor beheerders (plaatsen en metadateren van materiaal), omdat de omvang van het project in termen van aantallen deelnemers nu nog beperkt is, kunnen inlogaccounts bij Kennisnet worden aangevraagd

·         Er is een simpele zoekfunctionaliteit voor de beheerder: tekst waarmee in alle metadatavelden wordt gezocht.

·         Toevoegen van zowel content als links, de content is vooralsnog openbaar. In een later stadium wordt e ook een mogelijkheid van ebsloten communities voorzien.

·         Er is nog geen XML-upload voor metadata

De repository kan toegankelijk gemaakt worden door middel van een speciale zoekinterface: een ‘harvester’, een applicatie die de metadata verzameld en die beschikbaar stelt via een zoekmachine. De informatie in de harvester is ook te ontsluiten via eigen zoekmachines. Je kunt dan via de zoekmachine in je eigen elo op zoek gaan naar bepaald materiaal maar dan uitkomen bij het materiaal dat extern staat, bijvoorbeeld in de repository. Er zijn verschillende inmiddels verschillende harvesters waaronder Edurep (een resultaat van het ECK-programma van Kennisnet). De website SamenZoeken, gemaakt door APS, maakt gebruik van de Edurep harvester.

De repository is in het huidige stadium van een haalbaarheidsonderzoek nog een tijdelijke dienst, die in elk geval tot december beschikbaar is. In de zomer zal worden bekeken wat voor conclusies kunnen worden getrokken:
(1) werkt niet, overlaten aan een marktpartij
(2) leuk maar behoeft verbetering dus een verlenging van de proeftuin

(3) succesvol dus proeftuin omzetten in een dienst.

De conclusies worden apart voor het MO en HO getrokken.

Het haalbaarheidsonderzoek is gericht op het uitvoeren van praktijkprojecten binnen onderwijs­instellingen. Kennisnet heeft een format opgesteld voor een klein plan van aanpak. De proefperiode is beperkt: van april tot juli. De proeftuin blijft echter zeker dit jaar beschikbaar.

De beperkte tijd die beschikbaar is, maakt het uitproberen van het systeem in het onderwijs nagenoeg onmogelijk. Toch zou het mogeljk moeten zijn om en paar mensen ervaring te laten opdoen met het systeem om vervolgens een workshop te organiseren voor een aantal docenten om hen de bruikbaarheid te laten beoordelen. Op die manier zouden enkele roc’s kunnen samenwerken om rond een bepaald onderwerp (bijvoorbeeld taalopdrachten) zelfgemaakte opdrachten uit te wisselen…